|
|
De vormen
|
[ 5·2·5·1 ]
|
|
De vormen van de derde persoon van het persoonlijk voornaamwoord worden
vermeld in schema 5.3.
schema 5.3: De persoonlijke voornaamwoorden
van de derde persoon.
1
|
onderwerpsvorm |
niet-onderwerpsvorm |
vol |
gereduceerd |
vol |
gereduceerd |
enkelvoud |
mannelijk |
hij |
ie,
die |
hem |
'm |
vrouwelijk |
zij |
ze |
haar |
'r,
d'r;
ze |
onzijdig |
- |
het,
't |
- |
het,
't |
meervoud |
mannelijk/onzijdig |
zij |
ze |
hen,
hun |
ze |
vrouwelijk |
zij |
ze |
hen,
hun;
haar |
ze;
'r,
d' r |
1
Zie toelichting in de tekst.
Als gereduceerde onderwerpsvormen van het mannelijk enkelvoud komen
ie en die
voor, maar alleen onmiddellijk na een persoonsvorm of onmiddellijk na het
inleidende woord van een bijzin (bijv.
loopt ie
,
dat ie
). De vorm die kan door assimilatie in de uitspraak
tie worden (bijv.
Waar is tie
,
Wat gaf tie
). In sommige gevallen is niet te bepalen met welke vorm we te maken hebben.
Zo is dattie als uitspraak van dat hij te
analyseren als dat ie of dat tie =
dat die. Voorzover het verschil tussen ie en
die wel te bepalen is (bijv. in zal hij
uitgesproken als
zal ie
of
zal die
), is de voorkeur voor één van beide in de verschillende delen van het
taalgebied niet hetzelfde.
Opmerking
|
De overgangsklank
n, die dikwijls na een sjwa gehoord wordt,
komt niet alleen vóór ie = hij voor, maar in
het algemeen vóór woorden die met een sjwa of onbeklemtoonde
i beginnen. Zo kan (Toen) werkte hij
uitgesproken worden als
(Toen) werkte-n-ie
, maar (Hij) zette het (op tafel) evenzeer als
(Hij) zette-n-et
.
|
|
De gereduceerde niet-onderwerpsvorm 'm
wordt uitgesproken als sjwa + m. De vormen
'r en d'r
respectievelijk als sjwa + r en d + sjwa +
r; in het laatste geval kan de d door assimilatie
in de uitspraak een t worden (
Ik heb t'r gezien
).
Het persoonlijk voornaamwoord het wordt uitgesproken als sjwa
+ t of als t en in de ANS in de
regel als het gespeld. (n.b. Het lidwoord
het kan in geval van nadruk wel worden uitgesproken zoals de
spelling suggereert: zie
.)
|
|
|
|