Bij substantieven die kinderspelen of muziekinstrumenten aanduiden
 
[ 4·5·8 ]
 
Bij kinderspelen worden veelal substantieven als verkleinwoord en zonder lidwoord gebruikt, zowel als lijdend voorwerp van spelen als in andere verbindingen. Voorbeelden:

vader-en-moedertje/doktertje/verstoppertje/tikkertje/ziekenhuisje spelen; pootje baden, touwtje springen, paardje rijden

Bij namen van muziekinstrumenten is er een duidelijk onderscheid tussen niet-referentiële substantieven ((a) -zinnen) en substantieven die een concreet muziekinstrument aanduiden ((b) -zinnen). Alleen in het eerste geval komen substantieven zonder lidwoord voor. Voorbeelden:

(1a) Hij speelt piano en orgel.
(1b) Hij speelt in de kerk op het orgel.
(2a) Sonate voor cello en piano.
(2b) In die sonate werd de cello steeds overstemd door de piano.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina