|
Bij kinderspelen worden veelal substantieven als verkleinwoord en zonder
lidwoord gebruikt, zowel als lijdend voorwerp van spelen als
in andere verbindingen. Voorbeelden:
vader-en-moedertje/doktertje/verstoppertje/tikkertje/ziekenhuisje
spelen;
pootje baden,
touwtje springen,
paardje rijden
Bij namen van muziekinstrumenten is er een duidelijk onderscheid tussen
niet-referentiële substantieven ((a) -zinnen) en substantieven
die een concreet muziekinstrument aanduiden ((b) -zinnen).
Alleen in het eerste geval komen substantieven zonder lidwoord voor.
Voorbeelden:
|
(1a)
|
Hij speelt piano en orgel.
|
|
(1b)
|
Hij speelt in de kerk op het orgel.
|
|
(2a)
|
Sonate voor cello en piano.
|
|
(2b)
|
In die sonate werd de cello steeds overstemd door de
piano.
|
|
|