|
|
Bij substantieven als bepaling van gesteldheid
|
[ 4·5·7 ]
|
|
Een substantief zonder lidwoord komt ook voor in een bepaling van
gesteldheid, vooral als die door als of tot wordt
ingeleid. Voorbeelden:
|
(1)
|
Roger komt vandaag niet als vriend, maar als advocaat.
|
|
(2)
|
Als voorzitter werd hij zeer gerespecteerd.
|
|
(3)
|
Als taalkundige is hij geen cent waard.
|
|
(4)
|
Als president zou hij dat toch mogen weten.
|
|
(5)
|
Als Amerikaan heb je hier weinig rechten.
|
|
(6)
|
René wil die schuur als moskee gaan gebruiken.
|
De bepaling van gesteldheid in deze zinnen kan worden geparafraseerd als
'in de hoedanigheid van (advocaat, voorzitter, enz.)', waaruit blijkt dat
ook hier van de concrete persoon of zaak wordt geabstraheerd: de nadruk
ligt op de functie, het beroep, de levensbeschouwing, enz.
Zoals bij het naamwoordelijk deel van het gezegde
hoeft het substantief zonder lidwoord ook hier geen
getalscongruentie met het onderwerp te vertonen:
|
(7)
|
Ze komen hier als advocaat.
|
|
(8)
|
Ze zijn mislukt als pianist.
|
Heeft het substantief een lidwoord, dan krijgt de als -groep
de waarde van een bijwoordelijke bepaling van
vergelijking en is getalscongruentie in de regel (maar niet altijd,
vergelijk (9a) -(9b) met (10a)
-(10b)) verplicht:
|
(9a)
|
Jan spreekt als een advocaat. ('zoals een advocaat dat doet')
|
|
(9b)
|
Jan en Marcel spreken als advocaten.
|
|
(10a)
|
Jan en Marcel zijn zo slim als een vos.
|
|
(10b)
|
Jan en Marcel zijn zo slim als vossen.
|
Aan de persoon of personen door het onderwerp genoemd, wordt in
(9a) en (9b) slechts impliciet een
hoedanigheid toegekend. In (9a) wordt Jan, wat zijn spreken
betreft, vergeleken met een advocaat, d.i. een willekeurig
exemplaar van de categorie van advocaten.
Een ander kenmerk dat de bepaling van gesteldheid zonder lidwoord gemeen
heeft met het overeenkomstige naamwoordelijke deel van het gezegde, is dat
in beide gevallen geen oordeel of waardering wordt uitgesproken. Is er wel
sprake van beoordeling, dan moet het lidwoord gebruikt worden. Voorbeelden:
|
(11a)
|
Hij spreekt als echte advocaat.
<<uitgesloten>>
|
|
(11b)
|
Hij spreekt als een echte advocaat.
|
|
(12a)
|
Hij wordt erkend als vorst.
|
|
(12b)
|
Hij wordt erkend als een vorst.
<<uitgesloten>>
|
Soms zijn beide types mogelijk, maar dan wel met een duidelijk
betekenisverschil:
|
(13a)
|
De overleden popzanger wordt als een heilige vereerd.
|
|
(13b)
|
Petrus wordt als heilige vereerd.
|
In (13b) wordt Petrus niet beoordeeld als een heilige, maar
wel wordt de feitelijkheid van Petrus' heilig-zijn erkend. In die
feitelijke hoedanigheid wordt hij vereerd. In (13a) wordt de
verering van de overleden popzanger vergeleken met de verering
van een heilige; die vergelijking berust op het persoonlijke oordeel van de
spreker.
Het verschil tussen objectieve en subjectieve kwalificering komt ook
duidelijk tot uiting bij andere types van bepaling van gesteldheid. In de
volgende zinnen moet het lidwoord worden gebruikt na
werkwoorden die een subjectieve beoordeling impliceren; is dat niet het
geval, dan mag het niet gebruikt worden:
beoordelend
|
(14)
|
Ze zagen me aan voor een dief.
|
|
(15)
|
Ik vind hem een sufferd.
|
|
(16)
|
Ik acht hem een goede vriend.
|
|
(17)
|
Ik houd hem voor een bedrieger.
|
niet-beoordelend
|
(18)
|
Hij werd benoemd/aangesteld tot assistent.
|
|
(19)
|
Zij werd verkozen tot voorzitter.
|
|
(20)
|
Wouter werd uitgeroepen tot overwinnaar.
|
|
(21)
|
Hij is gepromoveerd tot doctor in de scheikunde.
|
|
(22)
|
Hij is tot ridder geslagen.
|
|
(23)
|
Dat dient als aansteker.
|
|
(24)
|
Karel is nog steeds niet tot Nederlander genaturaliseerd.
|
|
(25)
|
Hij is wel bekeerd tot christen.
|
Een enkele keer treffen we een uitzondering aan, bijv. bij de werkwoorden
uitmaken (voor) en
uitschelden (voor):
|
(26)
|
Ze maakte me uit voor klaploper.
|
|
|
|
|