|
|
Primair modale functies
|
[ 2·4·8·9·i ]
|
|
De functie van het futurum praeteriti (zou(den) + infinitief;
de onvoltooid verleden toekomende tijd (o.v.t.t.)) is vooral van modale
aard. Het futurum praeteriti heeft gezien vanuit het spreekmoment
betrekking op een gebeuren in het verleden dat vanuit het referentiepunt
als toekomstig gezien wordt. Schematisch kan dit als volgt weergegeven
worden (vergelijk
):
r - w...s...
Voorbeelden zijn:
|
(1)
|
Op die bijeenkomst zou ik de minister zelf spreken.
|
|
(2)
|
Gisteren werd bekend dat Johan niet zou komen.
|
Net als het imperfectum
(
) en plusquamperfectum
(
) kan het futurum praeteriti gebruikt worden om niet-werkelijkheid aan
te geven (voorbeeld (3)) of om een voorzichtige omschrijving
met behulp van willen of kunnen te geven
(voorbeeld (4) en (5)). Voorbeelden:
|
(3)
|
Als ik geld zou hebben, zou ik op reis
gaan.
|
|
(4)
|
Zou je de deur even dicht willen doen?
|
|
(5)
|
Zoudt u die brief mee naar de post kunnen nemen?
|
Voor een uitvoerige behandeling van de modale gebruikswijze van het futurum
praeteriti zie men
.
|
|
|
|