infinitief |
|
kunnen |
indicatief
presens |
enkelvoud |
1 |
ik kan
|
meervoud |
1 |
we kunnen
|
2 |
je kunt
|
2 |
jullie kunnen
|
|
*
jullie kunt
|
kun je
|
|
*
|
De gebruikswaarde van
je kan
is in de verschillende delen van het taalgebied niet dezelfde. In
Nederland geldt je kan doorgaans als
informeel
. Heeft je de algemeen verwijzende betekenis 'men', dan
komt de combinatie je kan ook in de standaardtaal voor.
In
België
wordt je kan niet als informeel taalgebruik beschouwd.
De combinatie komt vooral in gesproken taal voor.
|
|
je kan
|
|
2 |
u kunt
|
2 |
u kunt
|
*
|
Geldt in Nederland als
informeel
, in
België
daarentegen niet. De combinatie komt vooral in
gesproken taal voor. Vergelijk de vorige
opmerking.
|
|
u kan
|
*
|
Geldt in Nederland als
informeel
, in
België
daarentegen niet. De combinatie komt vooral in
gesproken taal voor. Vergelijk de vorige
opmerking.
|
|
u kan
|
2 |
ge kunt
|
2 |
ge kunt
|
3 |
hij kan
|
3 |
ze kunnen
|
indicatief
imperfectum |
enkelvoud |
1 |
ik kon
|
meervoud |
1 |
we konden
|
2 |
je kon
|
2 |
jullie konden
|
2 |
u kon
|
2 |
u kon
|
2 |
ge kondt
|
2 |
ge kondt
|
3 |
hij kon
|
3 |
ze konden
|
tegenwoordig
deelwoord |
|
kunnend(e) |
voltooid
deelwoord |
|
gekund |