Buiten de standaardtaal: ' < formeel > ' en ' < informeel > '
 
[ 0·6·2·2·ii ]
 
Elementen en structuren die voor de meerderheid van de taalgebruikers kenmerkend zijn voor een bepaalde stijl, worden in de ANS niet tot de standaardtaal gerekend. Voorbeelden waarin deze taalverschijnselen voorkomen, worden gelabeld.
     Er worden twee stijlsoorten onderscheiden: 'formeel' en 'informeel'. (In de titel van dit onderdeel zijn deze termen duidelijkheidshalve tussen (enkele) vishaken geplaatst; in de beschrijvingen in de ANS staan die alleen bij voorbeelden, niet daar waar in de overige tekst de termen 'formeel' en 'informeel' gebruikt worden.)
     Met 'formeel' wordt die stijlsoort aangeduid waartoe de taalverschijnselen behoren die in gewone gesproken taal (dus bijvoorbeeld niet in voorgelezen teksten) als vreemd, afwijkend of stilistisch ongewoon ervaren worden . Behalve het voegwoord alsmede kan als voorbeeld de constructie Hij staarde mij aan als begreep hij mij niet (met als + inversie) genoemd worden. Tot de genoemde stijlsoort kunnen ook uitgesproken archaïsch aandoende elementen of structuren behoren. Het archaïsche karakter daarvan wordt wel in de tekst gesignaleerd, maar zonder afzonderlijk label. Een voorbeeld is het betrekkelijk voornaamwoord hetwelk.
     Met 'informeel' wordt die stijlsoort aangeduid waartoe de taalverschijnselen behoren die in geschreven taal meestal (maar bijvoorbeeld niet in bewust spreektalig geschreven romandialogen) als ongebruikelijk opvallen. Als voorbeelden kunnen genoemd worden: de infinitiefvorm wezen (in plaats van zijn) en een constructie als Appelmoes houd ik niet van (met het voorzetsel niet op de eerste zinsplaats).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina