Inleiding
 
[ 0·6·1 ]
 
1 De ANS wil een grammaticale beschrijving geven van het hedendaagse Nederlands.
     De ANS is een spraakkunst of grammatica: ze behandelt allereerst morfologie en syntaxis. Klanken en letters (spelling) worden alleen besproken voorzover van belang voor de grammaticale beschrijving. De ANS bevat daarom wel een beknopte klankleer, voornamelijk ten dienste van de beschrijving van de woordvorming, maar een overzicht van de spelling wordt niet gegeven. De redactie is van mening dat daarover voldoende algemeen toegankelijke werken bestaan. Voor een overzicht van de spelling wordt verwezen naar de officiële Woordenlijst Nederlandse taal [1995], bekend als 'het groene boekje'.
     Van woorden komen in principe uitsluitend de grammaticale aspecten aan de orde. Dit laatste geldt niet voor woorden die tot de zogenaamde gesloten woordklassen behoren, waarvan de leden in principe telbaar zijn (lidwoorden, voornaamwoorden, voorzetsels en voegwoorden); hier kan de beschrijving ook op de woorden zelf betrekking hebben (zie onder 2).
 
2 De beschrijving die de ANS geeft, bestaat uit de formulering van regels of tendenties, meestal toegelicht met voorbeelden. Deze voorbeelden illustreren grammaticale mogelijkheden, maar voor de duidelijkheid soms ook onmogelijkheden. In het laatste geval wordt bij het desbetreffende voorbeeld de aanduiding 'uitgesloten' gevoegd (geplaatst tussen dubbele vishaken), bijv.:

(1a) Karin wast zich.
(1b) Karin wast de baby/haar/zichzelf.
(2a) Karin vergist zich.
(2b) Karin vergist de baby/haar/zichzelf.   <<uitgesloten>>

Van deze voorbeelden geven (1a), (1b) en (2a) een mogelijkheid, (2b) een onmogelijkheid aan.
     Soms is het niet geheel duidelijk of een voorbeeld al dan niet mogelijk is; in dat geval wordt de aanduiding 'twijfelachtig' gebruikt, zoals in (4b); vergelijk:

(3a) De tijger besloop zijn prooi.
(3b) Er besloop de tijger zijn prooi.   <<uitgesloten>>
(4a) Een tijger besloop zijn prooi.
(4b) Er besloop een tijger zijn prooi.   <<twijfelachtig>>

Met 'twijfelachtig' wordt in zulke gevallen bedoeld dat niet met volledige zekerheid uit te maken is of de betrokken taalvorm in strijd is met de regels van de Nederlandse grammatica, maar dat hij in ieder geval niet tot het normale taalgebruik behoort en bijvoorbeeld alleen in een zeer bijzondere context kan voorkomen.
     Achter voorbeelden geplaatste aanduidingen zoals die hierboven worden 'labels' genoemd. 'Uitgesloten' en 'twijfelachtig' vormen de 'waarderingslabels': ze geven een waardering aan van de grammaticaliteit of de aanvaardbaarheid van het betrokken taalverschijnsel. De aanduiding 'twijfelachtig' wordt ook nog bij een tweede categorie gevallen gebruikt: verschijnselen waarvan betwijfeld wordt of ze stilistisch in orde zijn. Uit de tekst van de beschrijving blijkt telkens in welke zin 'twijfelachtig' gebruikt is.
     Behalve waarderingslabels zijn er 'objectslabels', die van een bepaald talig object aangeven dat en in hoeverre het niet algemeen is. Het zijn de labels 'formeel', 'informeel' en 'regionaal', die ter onderscheiding van de waarderingslabels tussen enkele vishaken geplaatst worden .
     De labels hebben meestal betrekking op in de voorbeelden voorkomende grammaticale structuren of elementen (hierboven in (1) en (2) toevallig en verplicht wederkerende werkwoorden, en in (3) en (4) het presentatieve er), maar bij gesloten woordklassen soms ook op woorden. Zo kunnen bij voorbeelden met het persoonlijk voornaamwoord gij de labels 'formeel' en 'regionaal' aangetroffen worden.
     De labels 'uitgesloten' en 'twijfelachtig' worden met een dubbele betekenis gebruikt. Ofwel een constructie of vorm op zichzelf is uitgesloten dan wel twijfelachtig (dus in absolute zin), ofwel het gebruik van een op zichzelf mogelijke constructie of vorm is uitgesloten dan wel twijfelachtig in een bepaalde betekenis of in een bepaalde context. Als deze labels zonder verdere toevoeging gebruikt worden, zijn ze altijd in absolute zin bedoeld. In andere gevallen wordt er in de tekst en/of bij de voorbeelden een specificatie gegeven, zoals 'uitgesloten/twijfelachtig' in de betekenis van...'.
     De bedoelde structuren en elementen zijn in het algemeen alleen als variant gekenmerkt op de plaatsen waar de categorie waartoe ze behoren, behandeld wordt (in de beschrijving en in de voorbeelden). Zo wordt bijvoorbeeld in het hoofdstuk over het voornaamwoord over ge/gij vermeld dat het meestal regionaal of formeel is. In het hoofdstuk over het werkwoord is dit niet aan de orde; een vorm als ge zoudt wordt daar dan ook ongelabeld vermeld. In dat hoofdstuk wordt echter wel u zoudt als 'formeel' gekenmerkt: het voornaamwoord u is standaardtalig, maar de werkwoordsvorm zoudt als persoonsvorm bij het onderwerp u behoort tot het formele taalgebruik.
 
3 Het hedendaagse Nederlands dat de ANS wil beschrijven, is te omschrijven als: het Nederlands dat in mondelinge en schriftelijke communicatie gebruikt wordt aan het eind van de twintigste eeuw. Is het begrip 'hedendaags' hiermee voldoende duidelijk gemaakt, wat 'Nederlands' is, blijft een probleem. Er zijn goede redenen om het taalgebruik van Nederlandstalige dichters, marktkooplieden, computerdeskundigen, dialectsprekers en beleidsambtenaren in zijn geheel tot 'het Nederlands' te rekenen. Er zijn echter evenzeer goede redenen om te verwachten dat niet alle structuren en elementen uit dat taalgebruik in de ANS behandeld zullen worden. Hierop zal in de volgende subparagrafen nader worden ingegaan.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina