Weglating van het inleidende element en een stuk van een zinsdeel
 
[ 27·5·3·3·ii·5 ]
 
De stukken van zinsdelen die op het niveau van de bijzin in ieder geval weggelaten kunnen worden, zijn:

·   de persoonsvorm, zonder het naamwoordelijk deel van het gezegde:

(28) De sjoel van Breda, die veel kleiner was en (-) lang niet zo mooi (-), is nu gesloten.



·   een deel van een constituent met een telwoord en/of maataanduider; een voorbeeld (voor de behandeling wordt verwezen naar , [a]):

(29) Hij zei dat Jan één kilo andijvie had gekocht en (-) Piet vijf kilo (-) had gestolen.



·   bijzinnen op het (zinsdeel met) inleidend vraagwoord na; een voorbeeld (voor de behandeling wordt verwezen naar , [b]):

(30) Ik hoorde dat Jan vroeg welke bloemen ze gezien hadden en (-) Piet (-) welke vogels (-) (-).



·   stukken van beknopte bijzinnen zonder inleidend (zinsverbindend) element; een voorbeeld (voor de behandeling wordt verwezen naar , [c]):

(31) Ik hoorde dat Jan beloofd had wijn te drinken en (-) Piet (-) bier (-).



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina