Inleiding
 
[ 27·5·3·3·i ]
 
Naast de algemene regels voor samentrekking op zinsniveau (zie ) geldt voor voorwaartse samentrekking op het niveau van bijzinnen de bijkomende regel dat weglating van een element (al dan niet direct) achter het zinsverbindende woord ook weglating van dat woord vereist. Het zinsverbindende woord kan dus niet resteren. Deze regel geldt zowel voor zinnen met achter-pv als voor beknopte bijzinnen met een zinsverbindend element. Vergelijk:

(1a) Betsy zei dat Billy korte stop zou zijn en (-) Jimmy eerste honkman (-).
(1b) Betsy zei dat Billy korte stop zou zijn en dat Jimmy eerste honkman (-).   <<uitgesloten>>
(2a) Hij ging weg om bij de bakker brood te halen en (-) bij de apotheker aspirines (-).
(2b) Hij ging weg om bij de bakker brood te halen en om bij de apotheker aspirines (-).   <<uitgesloten>>

Een uitzondering op deze regel wordt in ii 2 vermeld.
     In ii illustreren we welke gemeenschappelijke delen en welke combinaties daarvan samengetrokken kunnen worden.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina