|
(1)
|
Gisteren mocht ik niet (-), maar (-) moest ik koken.
|
|
(2)
|
Ik vroeg me wel af of (-), maar (-) kon niet bevestigen
dat jouw theorie juist is.
|
|
(3)
|
Jan is vol hoop op (-), maar (-) (-) niet afhankelijk van
een goede afloop.
|
|
(4)
|
Het gewest Noord koos Boomsma (-) en het gewest Zuid-Oost (-)
Smeets als afgevaardigde.
|
|
(5)
|
Karel mag beslissen welke jongens (-) en Hendrik (-) welke
meisjes er meegaan.
|