Weglating van het eerste zinsdeel
 
[ 27·5·2·2·ii·1 ]
 
Als twee zinnen het eerste zinsdeel gemeen hebben, is samentrekking mogelijk als het eerste zinsdeel niet er is:

(1) Er zijn vijftien kinderen vertrokken en (-) zullen slechts tien kinderen terugkeren.   <<uitgesloten>>

Het eerste zinsdeel kan velerlei functies vervullen. Enkele voorbeelden:

·   onderwerp:

(2) Ik stond op en (-) liep naar de deur.
(3) Hun letterkundige studie was Vondelstudie en (-) kwam een Vondelbezetenheid nabij.
(4) Wie van de drie nam het felst deel aan de Vlaamse strijd en (-) ijverde vlak na de oorlog voor de verbroedering der mensen?



·   meewerkend voorwerp:

(5) Aan Cees gaf jij een boek en (-) gaf ik een tuinstoel.



·   lijdend voorwerp:

(6) Fred heb ik niet gezien en (-) wil ik ook niet meer zien.



·   bijwoordelijke bepaling of bepaling van gesteldheid:

(7) Toen ontspande zich zijn lichaam en (-) haalde hij diep adem.
(8) Al zingend vouwden de mannen hun gebedskleren op en (-) trokken de vrouwen hun mantels aan.
(9) Terwijl ik naar watten liep te zoeken, sloegen alle stoppen door en (-) werd het nacht in huis.

Vooral bij zinnen uit de laatste groep dient erop gelet te worden dat het tweede lid (en eventuele volgende leden) met het eerste zinsdeel uit het eerste lid vervolledigd moet(en) kunnen worden zonder dat de betekenis geweld wordt aangedaan, anders is er geen samentrekking mogelijk en is inversie ongeoorloofd. Vergelijk met (9):

(10) Terwijl ik naar watten liep te zoeken, sloegen alle stoppen door en (-) kon ik dus niet meer zoeken.   <<uitgesloten>>

In (10) impliceert de inversie in het tweede lid (kon ik) dat er samentrekking heeft plaatsgevonden en de niet samengetrokken zin na en dus zou luiden: terwijl ik naar watten liep te zoeken, kon ik dus niet meer zoeken.

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina