|
|
Het 'tweede lid' is gevolgaanduidend ten opzichte van context en/of situatie
|
[ 26·5·1·4 ]
|
|
In dit geval bevat het lid dat met dus begint, een
gevolgtrekking die niet direct aansluit bij het voorafgaande maar bij een
ruimere context of bij een situatie.
Als iemand een uitvoerig en informatief verhaal verteld heeft over een
bepaalde zaak, kan iemand anders tegen hem zeggen:
|
(1)
|
Dus jij weet er alles van.
|
Hoort iemand lawaai op zolder en treft hij daar een huisgenoot aan die dit
lawaai voortbrengt, dan kan hij zeggen:
|
(2)
|
Dus jij zit hier al die herrie te maken!
|
Andere voorbeelden (contexten en/of situaties zijn gemakkelijk
voorstelbaar):
|
(3)
|
Dus laten we er maar over ophouden.
|
|
(4)
|
Dus dit is nu het Parthenon!
|
|
(5)
|
Dus jij bent de oudste dochter van Theo.
|
|
(6)
|
Dus zullen we morgen verder gaan?
|
|
|
|
|