Nevenschikking van constituenten
 
[ 26·1·2·1 ]
 
1 Nevenschikking van constituenten komt vooral voor bij commentariërende, additieve en intensiverende aaneenschakelingen. Voorbeelden van het eerste type zijn:

(1) Hij heeft een auto gekocht, en wel een Cadillac.
(2) Ze heeft een ring gekregen, en nog wel een van wit goud.
(3) Marja droeg een gele - en geen rode - jurk.
(4) Volgende week - en wel van 2 tot 4 oktober - moet ik naar een congres.

Meer dan één commentaar (dus een meerledige nevenschikking) is hier uitzonderlijk, maar niet onmogelijk, bijv.:

(5) Hij kocht een auto, en nog wel een Cadillac, en nog wel een met gouden wieldoppen.


 
2 Ook additieve aaneenschakelingen kunnen uit meer dan twee leden bestaan; plus is dan gebruikelijker dan en:

(6a) Twee plus twee plus zeven is elf.
(6b) Twee en twee en zeven is elf.

Weglating van een voegwoord is onmogelijk; dit geldt zowel voor en als voor plus:

(6c) Twee, twee plus/en zeven is elf.   <<uitgesloten>>


 
3 Bij de intensiverende aaneenschakelingen zijn combinaties van meer dan twee leden niet erg gebruikelijk, maar wel mogelijk. Een voorbeeld is:

(7a) We gingen hoger en hoger en hoger.

Alle leden behalve het eerste moeten in dat geval voorafgegaan worden door het voegwoord:

(7b) We gingen hoger, hoger en hoger.   <<uitgesloten>>

Als leden van een intensiverende conjunctie komen vooral voor: meervoudige substantieven die een hoeveelheid noemen, adjectieven in comparatiefvorm en werkwoorden (zie de voorbeelden in ). Daarnaast is er nog de veel voorkomende herhaling van door en in, zoals in:

(8) Het is een door en door braaf kind.
(9) Zij is in en in goed.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina