|
(1a)
|
Jan zal evenmin de rozen snoeien als de tulpen
planten.
|
|
(1b)
|
Jan zal evenmin de rozen snoeien als dat hij de
tulpen zal planten.
|
|
(2)
|
Hij doet evenmin de boodschappen als dat hij de boel
opruimt.
|
|
(3)
|
(Ik vraag hem) evenmin wanneer hij terug denkt te komen
als of hij dan hetzelfde werk wil doen.
|
|
(4)
|
Jan, die evenmin de rozen snoeide als (dat hij) de tulpen
plantte, was als tuinman geen succes.
|