Aard van de leden
 
[ 25·11·2·3·2 ]
 
a Zinnen met voor-pv kunnen alleen door zowel-als aaneengeschakeld worden als ze tenminste het onderwerp gemeenschappelijk hebben. Hebben ze bovendien ten minste de persoonsvorm gemeen, dan moet zowel achter de gemeenschappelijke delen geplaatst worden, maar vóór de eerste zinspool, terwijl de gemeenschappeIijke delen in het tweede lid weggelaten worden (vergelijk , [4][c]). Vergelijk:

(1a) Jan zal morgen zowel de rozen snoeien als (-) de tulpen planten.
(1b) Zowel Jan zal morgen de rozen snoeien als (-) de tulpen planten.   <<uitgesloten>>

(zowel verkeerd geplaatst)

(1c) Jan zal morgen zowel de rozen snoeien als Jan zal morgen de tulpen planten.   <<uitgesloten>>

(geen samentrekking)
 
b Het is echter ook mogelijk de zin na als te veranderen in een dat-zin (met achter-pv); er vindt dan geen samentrekking plaats; het onderwerp wordt meestal vervangen door een voornaamwoord:

(1d) Jan zal zowel de rozen snoeien als dat hij de tulpen zal planten.

Deze laatste constructie is de enige mogelijkheid als wel het onderwerp, maar niet de persoonsvorm van de nevengeschikte zinnen gemeenschappelijk zijn (het onderwerp kan in het tweede lid (en eventuele volgende leden) door een persoonlijk voornaamwoord vervangen zijn). Vergelijk:

(2a) Jan snoeit zowel de rozen als dat hij de tulpen plant.
(2b) Jan snoeit zowel de rozen als plant de tulpen.   <<uitgesloten>>
(3a) Hij doet zowel de boodschappen als dat hij de afwas doet.
(3b) Hij doet zowel de boodschappen als (-) de afwas.
(4a) Hij doet zowel de boodschappen als dat hij de boel opruimt.
(4b) Hij doet zowel de boodschappen als ruimt de boel op.   <<uitgesloten>>


 
c Enkele voorbeelden met zinnen met achter-pv zijn:

(5) (Ik vraag hem) zowel wanneer hij terug denkt te komen als of hij dan hetzelfde werk wil doen.
(6) (Ze vertelde me in één telefoongesprek) zowel dat Jantje mazelen had als dat haar schoonmoeder kwam logeren als dat ze zoveel aardbeien hadden dit jaar.

Bij nevenschikking van zinnen met achter-pv die ten minste het inleidend woord en het onderwerp gemeenschappelijk hebben, moet zowel achter het onderwerp geplaatst worden en worden de gemeenschappelijke delen samengetrokken (vergelijk , [4][c]). Voorbeeld:

(7a) (Hij kreeg een pluimpje) omdat hij zowel de rozen snoeide als (-) de tulpen plantte.

Het is echter ook mogelijk het inleidend woord na als te vervangen door dat en het onderwerp in de tweede zin niet weg te laten:

(7b) (Hij kreeg een pluimpje) omdat hij zowel de rozen snoeide als dat hij de tulpen plantte.

In een betrekkelijke bijzin kunnen het inleidend woord en het onderwerp samenvallen in een betrekkelijk voornaamwoord, zoals in (8). Het is hier mogelijk het betrekkelijk voornaamwoord in de tweede zin weg te laten, zoals in (8a), alsook om het te vervangen door dat, waarna het onderwerp herhaald moet worden in de vorm van een persoonlijk voornaamwoord, zoals in (8b):

(8a) Jan, die zowel de rozen snoeide als (-) de tulpen plantte, kreeg een pluimpje.
(8b) Jan, die zowel de rozen snoeide als dat hij de tulpen plantte, kreeg een pluimpje.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina