|
|
Vorm
|
[ 25·5·2 ]
|
|
Disjuncties met ofwel hebben dezelfde kenmerken als die met
of, behalve als de leden zinnen zijn met voor-pv. Wat de aard
van die zinnen betreft, vallen twee verschillen te signaleren van
ofwel -disjuncties met of-disjuncties:
|
·
De leden zijn bij voorkeur mededelende zinnen, zoals de leden van een
ontkennende aaneenschakeling met noch (zie
):
|
(1)
|
Ik kom met de bus ofwel ik neem de auto.
|
|
(2)
|
Dek de tafel ofwel doe de vaat.
<<twijfelachtig>>
|
|
(3)
|
Ben je ziek ofwel doe je maar alsof?
<<uitgesloten>>
|
·
De zinnen met voor-pv die op ofwel volgen, hebben de voor-pv
als eerste of als tweede zinsdeel. In België komt vrijwel alleen de eerste
mogelijkheid voor, in Nederland is de tweede sterk in de meerderheid.
Voorbeeld:
|
(4a)
|
Je moet meegaan ofwel moet je hier je werk afmaken.
|
|
(4b)
|
Je moet meegaan ofwel je moet hier je werk afmaken.
|
|
|
|
|
|