|
|
Congruentie onderwerp - persoonsvorm
|
[ 25·1·2·1·3 ]
|
|
Als een conjunctie met enkelvoudige leden onderwerp is,
kan de persoonsvorm enkel- en meervoudig zijn. Hieronder worden een aantal
regels geformuleerd die alleen gelden als de in
omschreven algemene regels niet van toepassing zijn.
|
[1]
De onderwerpsnevenschikking moet met een enkelvoudige
persoonsvorm verbonden worden in de volgende gevallen.
|
[a]
De leden zijn onbepaalde naamwoordelijke constituenten die niet-telbare
zelfstandigheden aanduiden, terwijl de zin presentatief er
bevat of kan bevatten. Voorbeelden:
|
(9)
|
Er is goud en zilver gevonden.
|
|
(10)
|
Gisteren lag er nog ham en kaas in de koelkast.
|
|
(11)
|
Ik hoor dat (er) hier Frans en Nederlands gesproken
wordt.
|
[b]
De leden zijn generieke of categoriale naamwoordelijke constituenten met
een collectiverend onbepaald voornaamwoord (bijv.
ieder
elk
) in de determinator. Voorbeeld:
|
(12)
|
Ieder mens die een moord pleegt en ieder mens die brand
sticht, verdient een zware straf.
|
[c]
De leden zijn onbepaalde, generieke of categoriale naamwoordelijke
constituenten met een onbepaald voornaamwoord of onbepaald telwoord als
kern. Voorbeelden:
|
(13)
|
Ieder die moordt en ieder die brand sticht,
verdient een zware straf.
|
|
(14)
|
Er is iemand met tandpasta en iemand met stofzuigers geweest.
|
|
(15)
|
Veel van wat in deze schuur was opgestapeld en nog meer van wat in
de werkplaats werd bewaard, ging verloren.
|
[d]
De leden zijn dit en dat of het een
(ene) en het ander(e). Voorbeelden:
|
(16)
|
Dit en dat moet in de auto.
|
|
(17)
|
Het een en het ander is onjuist.
|
|
[2]
De onderwerpsnevenschikking moet met een meervoudige
persoonsvorm verbonden worden in de volgende gevallen.
|
[a]
De leden zijn generieke of categoriale constituenten met verschillende
kernwoorden (vergelijk [1][b] en [3][b]).
Voorbeeld:
|
(18)
|
Het kind dat zich opricht en de grijsaard die gebogen loopt,
gehoorzamen aan de wetten der natuur.
|
[b]
De leden zijn eigennamen. Voorbeeld:
|
(19)
|
Jan en Piet dragen een zak aardappelen.
|
[c]
De leden zijn bepaalde naamwoordelijke constituenten die telbare
zelfstandigheden aanduiden. Voorbeeld:
|
(20)
|
De hond van Joop, die blaft, en de hond van Bruno, die jankt,
bijten niet.
|
[d]
De leden zijn bepaalde naamwoordelijke constituenten met een
voornaamwoord (anders dan dit en dat; zie
[1][d]) als kern. Voorbeelden:
|
(21)
|
Deze hier en die daar moeten in de auto.
|
|
(22)
|
Jij en ik hebben het tenslotte gedaan.
|
|
(23)
|
Hij hier, die te laat kwam, en zij daar, die te vroeg wegging,
mogen niet meer meedoen.
|
[e]
Het distributieve karakter van de aaneenschakeling wordt expliciet
aangeduid (zie
).
Dit kan gebeuren doordat de werkwoordelijke constituent iets zegt wat
geldt voor alle leden van de onderwerpsnevenschikking afzonderlijk, of,
in het geval van een wederkerigheidsrelatie, voor alle leden ten opzichte
van elkaar. Voorbeelden:
|
(24)
|
Hij die moordt en hij die brand sticht, verdienen
beiden een zware straf.
|
|
(25)
|
Griekse kaas en Hollandse kaas hebben een heel verschillende
smaak.
|
|
(26)
|
Een hond die blaft en een hond die jankt, bijten
elkaar niet.
|
De distributiviteit kan ook expliciet aangegeven worden doordat het
naamwoordelijk deel van het gezegde meervoudig is. Voorbeelden:
|
(27)
|
Stof afnemen en stofzuigen zijn vervelende bezigheden.
|
|
(28)
|
Langs de weg en in het museum zijn niet de meest geschikte
plaatsen hiervoor.
|
|
(29)
|
Goud en zilver zijn edele metalen. (vergelijk
(9))
|
|
(30)
|
Dit en dat zijn dobbelstenen. (vergelijk (16))
|
|
[3]
In andere gevallen kan de onderwerpsnevenschikking zowel met een
enkelvoudige als met een meervoudige persoonsvorm verbonden worden. Onder
andere de volgende mogelijkheden doen zich voor.
|
[a]
De leden zijn onbepaalde naamwoordelijke constituenten die telbare
zelfstandigheden aanduiden, terwijl de zin presentatief er
bevat of kan bevatten (vergelijk [1][a]). Voorbeeld:
|
(31)
|
Er is/zijn een man en een vrouw aan de deur geweest.
|
[b]
De leden zijn generieke of categoriale naamwoordelijke constituenten die
identieke kernwoorden hebben (vergelijk [1][b] en
[2][a]). Voorbeelden:
|
(32)
|
Wijn uit Roemenië en wijn uit Bulgarije wordt/worden hier
niet verkocht.
|
|
(33)
|
Een hond die blaft en een hond die jankt,
bijt/bijten niet. (vergelijk ook (20) en
(26))
|
|
(34)
|
De speler die te laat aanwezig is en de speler die een van
bovenstaande regels overtreedt, zal/zullen van
deelneming aan het toernooi worden uitgesloten.
|
[c]
De leden zijn generieke of categoriale naamwoordelijke constituenten met
een aanwijzend of persoonlijk voornaamwoord als kern (vergelijk
[1][c]). In dit geval heeft het enkelvoud de voorkeur.
Voorbeeld:
|
(35)
|
Hij die moordt en hij die brand sticht,
krijgt/krijgen een zware straf.
|
[d]
De leden zijn bepaalde naamwoordelijke constituenten die niet-telbare
zelfstandigheden aanduiden (vergelijk [2][c]). In dit geval
heeft het meervoud de voorkeur. Voorbeelden:
|
(36)
|
Misschien liggen/ligt de ham en de kaas in de
koelkast. (vergelijk ook (10))
|
|
(37)
|
De muziek en de beeldhouwkunst liggen/ligt hem na aan het hart.
|
[e]
Eén van de leden is of bevat een persoonlijk voornaamwoord van de tweede
persoon enkelvoud en de andere leden staan in de derde persoon: de
persoonsvorm kan meervoudig zijn, maar zich ook richten naar het
voornaamwoord. Voorbeelden:
|
(38)
|
Jij en je broer zullen/zult daarvoor aansprakelijk worden
gesteld.
|
|
(39)
|
U en uw medewerkers zullen/zult gestraft worden.
|
|
|
|
|
|
|