|
|
Modale bepalingen
|
[ 21·3·2·3 ]
|
|
Op de eerste zinsplaats kan men ook nog allerlei modale bijwoorden of
uitdrukkingen aantreffen, zoals de gecursiveerde gedeelten in:
|
(1)
|
Waarschijnlijk |heeft| hij gisteren een ongeluk gehad.
|
|
(2)
|
Natuurlijk |zou| ik die artikelen eerst grondig door moeten
nemen.
|
|
(3)
|
Gelukkig |zijn| we nog op tijd kunnen vertrekken.
|
|
(4)
|
Naar mijn gevoel |mogen| ze daarmee ophouden.
|
|
(5)
|
Volgens hem |had| Ad dat niet mogen zeggen.
|
Bij dit soort bepalingen is plaatsing vooraan onafhankelijk van de
informatieve geleding van (de rest van) de zin zelf.
Dergelijke bepalingen kunnen de hele zin onder hun bereik hebben of een
deel daarvan. (Voor de notie bereik zie men
.) Men heeft de neiging de modale bepaling hoe dan ook alleen te betrekken op het
informatief belangrijkste element. In zinnen met een gewone links-rechts-volgorde
is dat een element rechts in de zin. In voorbeeld
(1), met een accent op óngeluk, wordt het
'(gehad) hebben van een ongeluk' als informatief belangrijk voorgesteld.
Toch kan men stellen dat waarschijnlijk de hele zin onder zijn
bereik heeft. Vergelijk daarmee:
|
(6)
|
Waarschijnlijk |heeft| hij dat ongeluk gísteren gehad.
|
waar de tijdsbepaling als informatief belangrijkste element voorgesteld
wordt en gísteren een accent krijgt. Hier valt alleen dat
laatste element onder het bereik van waarschijnlijk.
Alternatieve plaatsingsmogelijkheden voor de modale bepalingen (bijv. in
(1) onder meer vlak vóór een ongeluk en in
(6) vóór gisteren) worden besproken in
.
Door middel van een nadrukkelijk accent kan een modale bepaling, net als
andere elementen op de eerste zinsplaats, wel als informatief belangrijk
gekenmerkt worden, bijv.:
|
(7)
|
Natúúrlijk |moet| je je huiswerk maken! (Dat spreekt toch
vanzelf?!)
|
|
|
|
|