Inleiding
 
[ 21·2·1 ]
 
Uit subparagraaf is gebleken dat op grond van de plaats van de persoonsvorm een eerste (formele) indeling in types van zinnen gemaakt kan worden: zinnen met voor-pv (zinstype 1) en zinnen met achter-pv (zinstype 2). Naargelang van de plaatsingsmogelijkheden vooraan in de zin van de voor-pv kan zinstype 1 verder onderverdeeld worden in zinnen met de voor-pv als tweede zinsdeel (zinstype 1a) en zinnen met de voor-pv als eerste zinsdeel (zinstype 1b). Deze twee subtypes hebben respectievelijk de vorm als van een mededelende zin, bijv. (1), en de vorm als van een ja/nee-vraag, bijv. (2).

(1) Binnenkort |zal| Mark nog wel eens langs|lopen.|

(zinstype 1a)

(2) |Is| ze met de auto |gekomen?|

(zinstype 1b)In dergelijke zinnen is de voor-pv de eerste pool.
     Zinnen met achter-pv onderscheiden zich van die met voor-pv doordat voor de eerste pool, de bindterm, niets kan staan. Dit betekent dus dat zinnen met achter-pv, afgezien van enkele speciale gevallen, geen aanloop kunnen hebben. Een voorbeeld van zinstype 2 is de dat-zin in (3).

(3) (Ze is bang) |dat| ze met die nieuwe baan erg weinig vakantie |zal hebben.| (zinstype 2)

Alleen in informeel taalgebruik is een aanloop mogelijk, bijvoorbeeld die jongen in zin (4). Zulke zinnen worden besproken in .

(4) Die jongen, |dat| die gek |is|, (dat heb ik altijd al gezegd.)   <informeel>

Voor het overige blijven de volgordemogelijkheden bij de drie zinstypes in principe identiek.
     Het optreden van een achter-pv is kenmerkend voor de volgorde van zinnen die een syntactische functie vervullen binnen een andere zin of een constituent. Een voor-pv is kenmerkend voor zelfstandig functionerende zinnen. Men spreekt respectievelijk van de typische bijzinsvolgorde en de typische hoofdzinsvolgorde. In beide gevallen komen uitzonderingen voor: er zijn afhankelijke zinnen met een voor-pv en er zijn ook zelfstandige zinnen met een achter-pv.
     In de volgende subparagrafen wordt meer in detail besproken welke soorten zinnen tot welk type gerekend kunnen worden. Duidelijkheidshalve zal bij de indelingen indien nodig een onderscheid gemaakt worden tussen de termen 'zelfstandige zin' en 'afhankelijke zin' als functionele aanduidingen enerzijds en de termen 'hoofdzin' en 'bijzin' als vormelijke aanduidingen anderzijds. Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina