|
|
Algemene karakterisering
|
[ 20·10·2·1 ]
|
1 |
De bepaling van plaats
(plaatsbepaling; lokale bepaling) duidt aan:
|
·
de plaats waar datgene wat in de zin wordt uitgedrukt zich afspeelt, ofwel
·
de plaats waarheen of de plaats vanwaar een in de zin aangeduide
zelfstandigheid zich beweegt.
|
In het tweede geval noemen we de bepaling van plaats
richtingsbepaling; deze wordt behandeld in
. Bij de richtingsbepaling wordt nog een onderscheid gemaakt tussen de
'richtingsbepaling-waarheen?' en de 'richtingsbepaling-vanwaar?'. Ter
onderscheiding hiervan noemen we de eerstbedoelde bepaling van plaats in
deze subparagraaf 'plaatsbepaling-waar?'; deze wordt
behandeld in
. De 'plaatsbepaling-waar?' kan de bedoelde plaats zelf aanduiden
(situerend), of een plaats die daarmee in verband staat
(relationeel).
|
|
2 |
Gewoonlijk is in een zin de aanwezigheid van een bepaling van plaats niet
verplicht. Bij enkele werkwoorden, bijv.
leggen
zetten
plaatsen
wonen
verblijven
zich bevinden
, enz., is echter een 'plaatsbepaling-waar?' verplicht, behalve als de zin
een bepaling van hoedanigheid of een bepaling van gesteldheid bevat, of als
het werkwoord in een (eventueel impliciete) tegenstelling met een ander
werkwoord gebruikt wordt. Vergelijk:
|
(1a)
|
Anton woont al jaren in Den Ilp.
|
|
(1b)
|
Anton woont al jaren.
<<uitgesloten>>
|
|
(2a)
|
Leg die deken eens op het bed.
|
|
(2b)
|
Leg die deken eens.
<<uitgesloten>>
|
Wel mogelijk zijn:
|
(3)
|
Zie je die bungalow? Zó woont Anton nou!
|
|
(4)
|
Anton wóónt niet, hij residéért.
|
|
(5)
|
Leg die deken eens recht.
|
|
(6)
|
Jij légt niet, jij vlíjt.
|
Een enkele keer is een richtingsbepaling verplicht, bijv. bij het werkwoord
zich begeven. Vergelijk:
|
(7a)
|
Ze begaven zich tijdig naar het stadhuis.
|
|
(7b)
|
Ze begaven zich tijdig.
<<uitgesloten>>
|
Voor het al dan niet gebruiken van het lidwoord in bepalingen van plaats
(op kantoor, naar huis) wordt verwezen
naar
, [5].
|
|
|
|