Taalelementen die als ondervindend voorwerp dienst kunnen doen
 
[ 20·5·3 ]
 
De in aanmerking komende taalelementen zijn naamwoordelijke constituenten met een substantief of een voornaamwoord als kern (met uitzondering van wederkerende en wederkerige voornaamwoorden). De ethische datief komt alleen voor in de vormen me en je. Enkele voorbeelden:

(1) Het bevalt Piet wel dat iedereen tegen hem opziet.
(2) Het viel mijn vader mee dat hij nog werk kon krijgen.
(3) Zoiets was dat arme kind al eens eerder overkomen.
(4) Het bevreemdde me niet dat de motor een verdacht geluid maakte.
(5) Dat gebeurt hem nooit meer.
(6) Het lukte niemand van ons de kat in de mand te krijgen.

literatuur bij : Van Belle & Van Langendonck [1992], Stolp [1991], Vandeweghe [1986]
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina