|
(8)
|
De president had het warm.
|
|
(9)
|
Iemand met zo'n functie heeft het goed.
|
|
(10)
|
Die mensen hebben het niet breed.
|
|
(11)
|
Samen zullen we het wel rooien.
|
|
(12)
|
Hij zette het op een lopen.
|
|
(13)
|
Dan krijgen ze het met mij aan de stok.
|
|
(14)
|
Ze konden het goed met elkaar vinden.
|
|
(15)
|
Die jongen brengt het er aardig van af.
|
|
(16)
|
De veldwachter had het op mij gemunt.
|