|
(1)
|
Morgen zie ik Karel weer. (eigennaam; bepaalde constituent)
|
|
(2)
|
Ze had die vervelende jongen van de Rijnkade tegen haar zin uit
het water gehaald. (soortnaam; bepaalde constituent)
|
|
(3)
|
Ze hebben een hert gezien. (soortnaam; onbepaalde constituent)
|
|
(4)
|
We konden alleen deze kaas nog krijgen. (stofnaam of soortnaam;
bepaalde constituent)
|
|
(5)
|
Ik heb verleden week in een oude kous heel wat zilver gevonden.
(stofnaam; onbepaalde constituent)
|
|
(6)
|
Deze kinderen verdienen meer liefde. (abstractum; onbepaalde
constituent)
|
|
(7)
|
Een formule begrijpt hij niet. (soortnaam; categoriale
constituent)
|
|
(8)
|
Hoe zou je goud moeten definiëren? (stofnaam; categoriale
constituent)
|