Werkwoorden met een lijdend voorwerp
 
[ 20·3·2 ]
 
De voornaamste categorieën van werkwoorden die een lijdend voorwerp bij zich kunnen of moeten hebben, zijn de volgende.

[a]  Werkwoorden die alleen uitdrukken dat er een bepaalde relatie gelegd wordt tussen de referenten van het onderwerp en het lijdend voorwerp;
     Tot dit type behoren werkwoorden als ontmoeten, aantreffen, vinden en de werkwoorden die een vorm van waarnemen aanduiden, zoals zien, horen en voelen.

[b]  Werkwoorden die een werking uitdrukken die door de referent van het lijdend voorwerp wordt ondergaan;
     Dit kan gebeuren zonder dat de door het lijdend voorwerp aangeduide zelfstandigheid verandert, zoals bij de werkwoorden noemen, opschrijven, meenemen, wegbrengen; het kan ook gepaard gaan met een verandering zoals bij slaan, verwonden, doden, verscheuren, herstellen, wassen, koken, braden en opeten. In het laatste geval kan aan de referent van het lijdend voorwerp ook iets worden toegevoegd (bijv. bij schilderen, versieren en kaften) of er kan iets van worden afgenomen (bijv. bij snoeien, uitkleden en schillen).

[c]  Werkwoorden die een handeling uitdrukken waarvan de referent van het lijdend voorwerp het resultaat is;
     Dat resultaat kan tijdens de handeling ontstaan (bijv. bij weven, componeren en bouwen) of tijdens de handeling geactualiseerd worden (bijv. bij uitvoeren, spelen, zingen).

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina