Congruentie in de constructie 'een van de + meervoudig woord + die...'
 
[ 20·2·3·1·ii·1·b ]
 
In constructies bestaande uit de woorden een van de (in formele taal een der) en een meervoudig substantief, voornaamwoord of telwoord is niet altijd zonder meer duidelijk waar de persoonsvorm uit de betrekkelijke bijzin bij moet aansluiten.
     Er bestaat bijvoorbeeld een verschil tussen de volgende zinnen:

(9) Een van de studenten, die goed met een pc kon omgaan, werd voor dit werk uitgekozen.
(10a) Een van de studenten die goed met een pc konden omgaan, werd voor dit werk uitgekozen.

In (9) is sprake van een uitbreidende bijvoeglijke bijzin bij de naamwoordelijke constituent een van de studenten (na die constituent komt een komma). De betekenis van de hele zin is te omschrijven als 'van de studenten werd er een voor dit werk uitgekozen, en die kon goed met een pc omgaan' (of dat laatste de reden voor de uitverkiezing was, wordt in het midden gelaten). De persoonsvorm richt zich hier naar een en kan dus alleen maar enkelvoud zijn. In (10a) staat een beperkende bijvoeglijke bijzin bij studenten; de betekenis is te omschrijven als 'van de studenten die goed met een pc konden omgaan, werd er een voor dit werk uitgekozen' (dit impliceert dat het kunnen omgaan met een pc een vereiste was: de andere studenten kwamen helemaal niet in aanmerking); de persoonsvorm staat in het meervoud. Toch is een enkelvoudige persoonsvorm ook in de beperkende interpretatie van de zin niet onmogelijk, al wordt dit niet door iedereen aanvaardbaar geacht :

(10b) Een van de studenten die goed met een pc kon omgaan, werd voor dit werk uitgekozen.

De betekenis kan hier omschreven worden als: 'van de studenten werd er een die goed met een pc kon omgaan, voor dit werk uitgekozen' (niet zomaar willekeurig een). Het betekenisverschil tussen (10a) en (10b) mag dan misschien subtiel zijn, de aandacht wordt in (10a) meer op de groep, in (10b) meer op het individu gevestigd (een van de studenten = 'een student'; ook in (9) heeft de naamwoordelijke constituent deze betekenis). Vergelijkbare voorbeelden zijn:

(11a) Een van hen die het kunnen weten, is Dick. (= 'een uit de groep van mensen')
(11b) Een van hen die het kan weten, is Dick. (= 'iemand die...')
(12a) Hij is een van de taalkundigen die daar wel eens over geschreven hebben. (= 'een uit de groep van taalkundigen')
(12b) Hij is een van de taalkundigen die daar wel eens over geschreven heeft. (= 'een taalkundige die...')
(13a) Een van de onderzoekers die bijdroegen aan de ontwikkeling van het geneesmiddel, heeft een prijs gekregen. (= 'een uit de groep van onderzoekers')
(13b) Een van de onderzoekers die bijdroeg aan de ontwikkeling van het geneesmiddel, heeft een prijs gekregen. (= 'een onderzoeker die...')

Gelet op het betekenisverschil tussen de (a) - en de (b) -zinnen hoeft er geen bezwaar gemaakt te worden tegen het gebruik van een enkelvoudige persoonsvorm in zulke beperkende bijzinnen.
     Een 'individuele' (i.e. niet-collectieve) interpretatie zoals hierboven bedoeld, ligt overigens soms minder of zelfs niet voor de hand, met name niet bij een aanwijzend voornaamwoord met vooruitwijzende functie (zie bijv. (14)). Toch komen ook in dat geval zinnen met een enkelvoudige persoonsvorm in de praktijk frequent voor. Voorbeelden zijn:

(14a) Henk is ook een van degenen die daar aandacht aan besteed hebben.
(14b) Henk is ook een van degenen die daar aandacht aan besteed heeft.   <<twijfelachtig>>
(15a) Een van de laatsten die het zinkende schip verlieten, was de purser.
(15b) Een van de laatsten die het zinkende schip verliet, was de purser.   <<twijfelachtig>>
(16a) Dat was een van de eerste dingen die mij opvielen.
(16b) Dat was een van de eerste dingen die mij opviel.   <<twijfelachtig>>
(17a) Hij was in politiek Den Haag een van de weinigen die enthousiast op het voorstel reageerden.
(17b) Hij was in politiek Den Haag een van de weinigen die enthousiast op het voorstel reageerde.   <<twijfelachtig>>

In de bovenstaande (b) -voorbeelden is de betekenis van de naamwoordelijke constituent in kwestie immers niet 'een degene', 'een laatste', 'een eerste ding' of 'een weinige' (wel mogelijk zou zijn in plaats van (15b): de laatste die..., en in plaats van (16b): het eerste ding dat...). Opmerking 1


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina