Congruentie met het antecedent: algemeen
 
[ 20·2·3·1·ii·1·a ]
 
In betrekkelijke bijzinnen waarin het betrekkelijk voornaamwoord als onderwerp fungeert, congrueert de persoonsvorm niet met het betrekkelijk voornaamwoord, maar het antecedent daarvan. Dat blijkt uit de volgende voorbeelden, waar het betrekkelijk voornaamwoord steeds hetzelfde blijft:

(1a) De jongen die daar loopt, is mijn vriend.
(1b) De jongens die daar lopen, zijn mijn vrienden.
(2a) Ik, die hier veertig jaar gewerkt heb, word waarschijnlijk net zo goed ontslagen.
(2b) Wij, die hier veertig jaar gewerkt hebben, worden waarschijnlijk net zo goed ontslagen.

In de regel congrueert de persoonsvorm in getal en in persoon met het antecedent van het betrekkelijk voornaamwoord. De congruentie in persoon blijkt bij vergelijking van (2) met (3):

(3) Hoe komt het toch dat jij, die altijd haantje de voorste bent, vandaag zo stil in een hoekje zit?

Er doen zich een paar uitzonderingen voor op de regel van de congruentie in persoon en getal.

[a]  Als het antecedent een verzamelnaam is, congrueert de persoonsvorm in informeel taalgebruik niet altijd met het antecedent wat het getal (enkelvoud) betreft. De persoonsvorm richt zich dan naar de meervoudige betekenis. Voorbeelden zijn:

(4) Er worden wel eens te hoge eisen gesteld aan de politie, die toch ook niet alles kunnen voorkomen.   <informeel>
(5) Die Rode Jeugd, die mensen aanvallen, moesten ze toch maar eens wat beter in de gaten houden.   <informeel>



[b]  In gekloofde zinnen waarin een persoonlijk voornaamwoord antecedent is van het betrekkelijk voornaamwoord, congrueert de persoonsvorm van de bijzin niet in persoon, maar alleen in getal met het antecedent. Vergelijk met (2) en (3):

(6a) Ik ben het die hier veertig jaar gewerkt heeft.
(7a) Jij bent het toch die hier anders altijd haantje de voorste is?
(8a) Jullie zijn het die me het verhaal verteld hebben.

In deze gevallen is die op te vatten als een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (zie ); equivalenten van deze zinnen zijn:

(6b) (Degene) die die hier veertig jaar gewerkt heeft, ben ik.
(7b) (Degene) die hier anders altijd haantje de voorste is, ben jij toch?
(8b) (Degenen) die me het verhaal verteld hebben, zijn jullie.



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina