Doen/laten (causatief)
 
[ 18·5·4·10·i ]
 
1 In causatieve functie zijn doen en laten verplicht groepsvormend:

(1a) Ik vind het niet aardig dat je die oude man hebt doen/laten schrikken.
(1b) Ik vind het niet aardig dat je hebt doen/laten die oude man schrikken.   <<uitgesloten>>

De infinitief waarmee doen/laten gecombineerd wordt, heeft nooit te.
     Gewoonlijk is het lijdend voorwerp van de zin waarin doen/laten voorkomt geïmpliceerd onderwerp van de infinitief (in (1) die oude man). Dat is niet het geval in een zin als (2):

(2) We denken erover een nieuw huis te laten bouwen.

In deze zin is een nieuw huis niet het geïmpliceerde onderwerp van de infinitief: 'een huis' 'bouwt' niet, maar 'wordt (door iemand gebouwd'. In een dergelijk geval kan een onderwerp alleen uit de context of de situatie aangevuld worden, bijv. een aannemer. Zie verder .
 
2 De betekenis van de causatieve werkwoorden doen en laten is 'maken dat', 'veroorzaken', 'brengen tot'. Het is moeilijk een scherp onderscheid te maken tussen het gebruik van doen en dat van laten, al zijn er wel enkele tendensen aan te wijzen. Bij de keuze voor één van beide werkwoorden kunnen niet alleen betekenisverschillen, maar ook geografische en stilistische verschillen een rol spelen. In ieder geval zijn doen en laten niet altijd zonder meer uitwisselbaar.
     Heel in het algemeen kan men stellen dat (althans in de standaardtaal; zie ook verderop) laten vaker gebruikt kan worden dan doen. Dat hangt samen met het feit dat de causatieve betekenis van laten nauw verwant is met (en soms zelfs kan samengaan met) de in ii beschreven permissieve betekenis. Dat betekent zeker niet dat doen als causatief hulpwerkwoord ongebruikelijk is. Gewoon zijn bijv. iemand doen beven/huiveren/struikelen/wankelen; (twijfel) doen ontstaan (aan); (alle hoop) doen verliezen.
     Het gebruik van doen geeft aan dat de door het zelfstandig werkwoord genoemde werking voorgesteld wordt als een direct en noodzakelijk, onvermijdelijk gevolg van de oorzaak of de veroorzaker, aangeduid door het onderwerp van het causatieve werkwoord. Dat is bijv. het geval bij fysische verschijnselen zoals weergegeven in (3) en (4), maar ook bij zinnen als (5) en (6):

(3) De felle zon deed de temperatuur snel oplopen.
(4) Kortsluiting heeft vanmorgen brand doen ontstaan in de gemeentelijke bibliotheek.
(5) Het barre, koude weer van de laatste tijd doet mij hevig naar de zomer verlangen.
(6) De uitzending van het controversiële programma heeft de omroepvereniging destijds heel wat leden doen verliezen.

(Of het directe causale verband er in werkelijkheid ook is, doet er in wezen niet toe. Van belang is dat men het zo ziet.)
     Laten daarentegen wordt gebruikt om een bepaald oorzakelijk verband veeleer als in direct en in principe niet dwingend voor te stellen. Laten is vooral gebruikelijk bij gezegdes die een interactie tussen personen weergeven waarbij in principe de mogelijkheid voor een zekere mate van eigen inbreng, een eigen autonome beslissing van de 'uitvoerder' (uitgedrukt door het al dan niet in de zin aanwezige geïmpliceerde onderwerp van de infinitief) opengelaten wordt. (Dit geldt uiteraard per definitie voor het permissieve laten.) Voorbeelden met causatief op te vatten laten zijn:

(7) De sergeant liet de soldaten in de sneeuw kruipen.
(8) De bevelhebber had zijn manschappen gericht op de menigte laten schieten.
(9) De rijkswachter liet de chauffeur uitstappen.

(Of er in dergelijke gevallen daadwerkelijk sprake is van een eigen inbreng van de 'uitvoerders' - een keuze om het bevel of de opdracht wel of niet op te volgen - hangt natuurlijk af van de bestaande gezagsverhouding en de situatie, maar dat doet hier niet ter zake.) Het gebruik van doen in dergelijke gevallen kan dan ook autoritairder klinken ('geen discussie mogelijk, het gebeurt vanzelfsprekend zo omdat iemand of een bepaalde instantie het zo wil'). Zie in dit verband ook vooral in de ambtelijke sfeer voorkomende formuleringen als (10) en (11) (zie ook voorbeeld (19b)):

(10) Het college heeft besloten de herstructurering van de faculteit in fasen te doen plaatsvinden.   <formeel>
(11) Bij dezen doen wij u weten dat uw uitkering met ingang van 1 maart a.s. verlaagd zal worden.   <formeel>

Doen komt verder voor in (min of meer) vaste uitdrukkingen zoals: van zich doen spreken ('maken dat er over je gesproken wordt'), doen beseffen ('bewust maken van'; laten beseffen is niet onmogelijk), doen inzien ('bewust maken van'):

(12) Die politicus zal beslist nog van zich doen spreken.
(13) Die woorden deden hem beseffen hoe zwak hij stond.
(14) Ze heeft hem zijn ongelijk doen inzien.

Het min of meer vaste karakter van de combinatie sluit niet uit dat een dergelijk geval in overeenstemming kan zijn met de hierboven beschreven tendens. Ter illustratie kunnen de volgende zinnen dienen:

(15a) Die man doet me denken aan mijn oudste broer.
(15b) De therapeut liet me denken aan mijn oudste broer.

Zin (15a), met de combinatie doen denken aan ('herinneren aan', 'de gedachte opwekken aan'), drukt uit dat iets aan het uiterlijk van 'die man' of in zijn manier van doen bij de ik-persoon onwillekeurig het beeld van diens broer oproept. De werking wordt dus voorgesteld als een direct, onontkoombaar gevolg van het optreden van 'die man'. Zin (15b) daarentegen heeft die betekenis niet, maar kan betekenen dat het onderwerp van de zin in het kader van één of andere gesprekstherapie de opdracht of het advies geeft 'denk aan je broer', wat de uitvoerder in principe de mogelijkheid laat daar wel of niet op in te gaan.
     Zoals aan het begin al aangegeven is, kunnen ook geografische verschillen in voorkeur een rol spelen bij de keuze voor laten of doen. Zo is in (16) naast laten ook doen mogelijk, al zal doen hier eerder in België dan in Nederland gebruikt worden:

(16) Je laat/doet me schrikken.

Ook in gevallen als (7) t/m (9) zal in Belgisch Nederlands hoe dan ook veeleer doen gebruikt worden. Afgezien van het bovenstaande komt doen vooral voor in formele taal (onder meer ambtelijk taalgebruik) en in gevallen die beperkt zijn tot regionaal taalgebruik.
     Voorbeelden van het gebruik van laten en doen zijn verder:

(17a) We proberen iedereen op gepaste wijze te laten profiteren.
(17b) We trachten eenieder recht te doen wedervaren.   <formeel>
(18a) Hij liet ons voelen dat hij de baas was.
(18b) Hij deed ons zijn macht gevoelen.   <formeel>
(19a) Marja heeft laten weten dat ze vanavond niet kan komen.
(19b) De minister heeft de kamer doen weten dat er maatregelen genomen zullen worden.   <formeel>
(20a) We denken erover een nieuw huis te laten bouwen.
(20b) We denken erover een nieuw huis te doen bouwen.   <regionaal>

Een schrijftalige wending die tegelijk het karakter van een vaste uitdrukking heeft, is doen toekomen (gezegd van iets wat men aan iemand stuurt, bijv. een brief of een vergaderstuk). In dit geval kan men niet gebruiken laten toekomen, maar in plaats van de genoemde wending zijn wel de werkwoorden (toe) sturen of (toe)zenden mogelijk.
     Typisch regionale gebruikswijzen van doen die in de standaardtaal niet of niet vanzelfsprekend met laten worden weergegeven, zijn bijv. doen opmerken (= 'erop wijzen') en de combinatie iemand doen lachen, waarvoor in de standaardtaal gewoonlijk iemand aan het lachen maken/brengen gebruikt wordt (zie ook de opmerking aan het eind van iii).
     Tot slot geven we nog enkele voorbeelden waarbij met een stijlverschil tussen doen en laten een betekenisverschil gepaard gaat. Vergelijk de (a) - en (b) -zinnen hieronder:

(21a) Hij zei dat hij nog van zich zou doen horen. (bijv. door een belangrijke publikatie)   <formeel>
(21b) Hij zei dat hij nog van zich zou laten horen. (bijv. door eens op te bellen)
(22a) Hij deed hem verstaan dat hij zulk gedrag niet op prijs stelde. ('hij bracht hem aan het verstand')   <formeel>
(22b) Hij liet hem verstaan dat hij zulk gedrag niet op prijs stelde. ('hij gaf bedekt te kennen')

Ook in deze gevallen is het mogelijk het betekenisverschil in verband te brengen met het hierboven genoemde algemene verschil tussen doen en laten: in de (a) -zinnen wordt de werking voorgesteld als een onvermijdelijk gevolg (bijv. in (21a) een zekere roem tengevolge van de prestaties van de door het onderwerp aangeduide persoon) waar de ander niets aan kan doen, in de (b) -zinnen gaat het om gevallen waarbij een zekere interactie geïmpliceerd wordt.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina