|
|
Naamwoordelijke constituenten
|
[ 15·4·1 ]
|
|
Bepaalde alleen niet-attributief bruikbare adjectieven kunnen verbonden
worden met een naamwoordelijke constituent of een vergelijkbaar element,
bijv.:
|
(1)
|
(Ik ben) dat gezeur moe.
|
|
(2)
|
(De hoogleraar was) heel wat talen machtig.
|
|
(3)
|
(Het boek is) heel veel waard.
|
De naamwoordelijke constituent of het vergelijkbare element staat steeds
voor het adjectief. In meer traditionele termen spreekt men in deze
gevallen van een naamwoordelijk gezegde (bijv. in (1)
moe zijn) dat een oorzakelijk voorwerp (in datzelfde
voorbeeld dat gezeur) bij zich heeft. Zie voor de
behandeling hiervan
.
|
|
|
|