|
|
Algemene inleiding
|
[ 15ยท1 ]
|
|
Een adjectivische constituent is
een constituent met als kern een adjectief, welke kern al dan niet van
andere elementen vergezeld kan gaan. De gecursiveerde gedeelten in elk van
de volgende zinnen zijn voorbeelden van een adjectivische constituent.
|
(1a)
|
Naast de schuur stond een hoge boom.
|
|
(1b)
|
Naast de schuur stond een heel hoge boom.
|
|
(2a)
|
Het Linnaeusklokje is in de Benelux zeldzaam geworden.
|
|
(2b)
|
Het Linnaeusklokje is in de Benelux erg zeldzaam geworden.
|
In (1a) en (1b) vervullen respectievelijk
hoge en de woorden heel hoge samen eenzelfde
functie, namelijk die van voorbepaling binnen de naamwoordelijke
constituent een (heel) hoge boom (zie
). In voorbeeldzin (2a) functioneert het adjectief
zeldzaam als naamwoordelijk deel van het gezegde. In
(2b) wordt diezelfde zinsdeelfunctie vervuld door de woorden
erg en zeldzaam samen.
In gevallen als (1a) en (1b) hebben we te maken
met attributief gebruik van een adjectivische
constituent, in gevallen als (2a) en (2b) met
niet-attributief gebruik (zie
hiervoor verder
). Dit onderscheid is hier van belang omdat met het verschil in gebruik
soms verschillen in de opbouwmogelijkheden van de adjectivische constituent
gepaard gaan.
Bij het geven van voorbeelden in de volgende paragrafen zullen we de
adjectivische constituenten in de regel in hun grotere verband presenteren,
dus als deel van een andere (meestal naamwoordelijke) constituent of van
een zin. Daarbij zullen we datgene wat niet tot de adjectivische
constituent behoort voor de duidelijkheid zoveel mogelijk tussen haakjes
plaatsen.
|
|
|
|