|
·
als naamwoordelijke constituent;
In deze hoedanigheid staat het onderwerp als determinator voor de kern,
bijv.:
|
(15)
|
Piets vlucht
|
|
(16)
|
Karels kroning
|
Opmerking
|
Voorbeeld (16) is eigenlijk dubbelzinnig.
Karel kan ook opgevat worden als degene die gekroond wordt.
Naamwoordelijke constituenten in de determinator kunnen bij
overgankelijke werkwoorden dus zowel onderwerp als direct object zijn.
|
|
·
als voorzetselconstituent die
wordt ingeleid door het voorzetsel door of van;
In deze hoedanigheid staat het onderwerp achter de kern. Voorbeelden:
|
(17)
|
De vlucht van de misdadigers uit de gevangenis (verbaasde
niemand.)
|
|
(18)
|
De kroning van Karel door de paus (was een heel spektakel.)
|
|