|
|
De kwantiteitsaanduidende woorden:
|
[ 14·4·4·1 ]
|
|
Als de tweede positie van de determinator bezet wordt door een bepaald
lidwoord, zoals in (1a) en (3), een genitief of
equivalent daarvan (zie (2a) en (4)), een
bezittelijk (zie (5)) of aanwijzend voornaamwoord (zie
(6)), kan er al, (ge)heel of
gans voor staan, op de eerste positie van de determinator.
Voorbeelden hiervan zijn:
|
(1a)
|
heel de wereld
|
|
(2a)
|
al moeders jassen
|
|
(3)
|
gans het land
|
|
(4)
|
al moeder d'r jassen
<informeel>
|
|
(5)
|
al mijn spullen
|
|
(6)
|
al die mensen
|
Deze woorden kunnen alleen voorkomen wanneer de tweede positie met een
element gevuld is; vergelijk met (1a) en (2a):
|
(1b)
|
heel wereld
<<uitgesloten>>
|
|
(2b)
|
al jassen
<<uitgesloten>>
|
|
|
|
|