De bouw van een constituent
 
[ 13·2 ]
 
Als onderdelen waaruit een constituent opgebouwd is, zijn te onderscheiden: een kern en, indien aanwezig, één of meer begeleidende elementen. De KERN is het onderdeel dat altijd onmisbaar is en in heel wat gevallen de syntactische functie van de hele constituent kan overnemen. Naar dat centrale woord wordt een constituent benoemd. Zo heet een constituent met een adjectief als kern een adjectivische constituent.
     Kan de kern niet weggelaten worden, de begeleidende elementen kunnen dat vaak wel. Vergelijk bijv.:

(1a) De spreker gaf een zeer heldere uiteenzetting van het probleem.
(1b) De spreker gaf een - heldere uiteenzetting van het probleem.
(1c) De spreker gaf een zeer - uiteenzetting van het probleem.   <<uitgesloten>>
(2a) Piet verzamelt boeken uit de 18de eeuw.
(2b) Piet verzamelt boeken -.
(2c) Piet verzamelt - uit de 18de eeuw.   <<uitgesloten>>
(3a) Hij komt hoogst zelden te laat.
(3b) Hij komt - zelden te laat.
(3c) Hij komt hoogst - te laat.   <<uitgesloten>>

Een en ander impliceert niet dat een kernwoord onder alle omstandigheden helemaal alleen, als los woord, in een zin kan functioneren. Zo worden substantieven meestal verplicht voorafgegaan door een lidwoord of een ander bepalend woord als determinator. We abstraheren hier dus voorlopig van de specifieke eisen voor het gebruik van een bepaalde woordsoort.
     Bij de elementen die de kern van een constituent begeleiden zijn globaal twee categorieën te onderscheiden: complementen en toevoegingen.
     complement noemen we die elementen die in een nauwe relatie staan tot het kernwoord en om die reden doorgaans noodzakelijk aanwezig zijn. De gecursiveerde delen in de volgende zinnen zijn voorbeelden van zulke elementen (de woorden die tussen ronde haakjes geplaatst zijn, behoren niet tot de constituenten waar het hier om gaat; zie ook ):

(4) Uitzinnig van vreugde (gingen de supporters de straat op.)
(5) De verwachting dat het zou gaan ijzelen (deed hen ertoe besluiten toch maar thuis te blijven.)
(6) (De politie) arresteerde de daders.

toevoeging noemen we die elementen die geen hechte band hebben met de kern en meestal vrij toevoegbaar zijn. Voorbeelden daarvan zijn te vinden in de zinnen (1) t/m (3) (respectievelijk de elementen zeer, uit de 18de eeuw en hoogst). Ook vandaag in (7) is een toevoeging:

(7) Vandaag blijf (ik) thuis.

In dit verband moet opgemerkt worden dat de grens tussen complement en toevoeging niet in alle gevallen scherp te trekken is.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina