|
De achtervoegsels -ke (-eke, -ske)
en -ie komen voor in regionaal taalgebruik, zij het dat ze
niet in dezelfde delen van het taalgebied gebruikt worden. Het
achtervoegsel -ke komt vooral in het
zuiden van Nederland en in België
voor alsmede in
Groningen
, -ie met name in het
westen van Nederland
.
De vormen op -ie kunnen altijd optreden wanneer aan
-je in de uitspraak geen t voorafgaat, dus
boekie naast
boekje,
harinkie naast
harinkje of
boompie naast
boompje, maar nooit naast verkleinwoorden als
haantje,
katje,
badje. Ze behoren niet tot de verzorgde taal, maar sommige vormen
worden in
informeel
discours gebruikt, zoals
broekie,
jochie,
sjekkie ('van shag gedraaide sigaret').
Voorbeelden van het gebruik van -ke (en varianten) zijn:
vrouwke,
manneke,
bakske
. In de standaardtaal is het gebruik van -ke beperkt tot
meisjesnamen zoals
Anneke,
Mieke,
Tineke
en tot affectief en literair taalgebruik, bijv.:
een aardig meiske,
een dapper manneke,
een kindeke klein.
|
|