De achtervoegsels -ke (en varianten) en -ie
 
[ 12·3·1·4·ii·2 ]
 
De achtervoegsels -ke (-eke, -ske) en -ie komen voor in regionaal taalgebruik, zij het dat ze niet in dezelfde delen van het taalgebied gebruikt worden. Het achtervoegsel -ke komt vooral in het zuiden van Nederland en in België voor alsmede in Groningen , -ie met name in het westen van Nederland .
     De vormen op -ie kunnen altijd optreden wanneer aan -je in de uitspraak geen t voorafgaat, dus boekie naast boekje, harinkie naast harinkje of boompie naast boompje, maar nooit naast verkleinwoorden als haantje, katje, badje. Ze behoren niet tot de verzorgde taal, maar sommige vormen worden in informeel discours gebruikt, zoals broekie, jochie, sjekkie ('van shag gedraaide sigaret').
     Voorbeelden van het gebruik van -ke (en varianten) zijn: vrouwke, manneke, bakske . In de standaardtaal is het gebruik van -ke beperkt tot meisjesnamen zoals Anneke, Mieke, Tineke en tot affectief en literair taalgebruik, bijv.:

een aardig meiske, een dapper manneke, een kindeke klein.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina