Gesubstantiveerde werkwoordsstammen
 
[ 12·3·1·2·2·c ]
 
Voorbeelden van afleidingen van een stam van een regelmatig of onregelmatig werkwoord zijn:

(de) bloei, bouw, duik, duw, groei, haat, koop, roep, stoot, val.

Hiertoe behoren ook afleidingen van samenkoppelingen (zogenaamde scheidbaar samengestelde werkwoorden). Voorbeelden zijn:

(de) aanpak, doorstroom, inbreng, instroom, onderduik, opbloei, opvang, overloop, terugloop, uitleen, uitstoot, uitval.

Het accent ligt bij deze afleidingen altijd op het eerste lid. Van samengestelde werkwoorden met mis- als eerste lid komen afleidingen voor die eveneens het accent op het eerste lid hebben: de miskoop, de misstap. Alle genoemde afleidingen zijn de-woorden, maar het woord misbruik is een het-woord.
     Voorzover het nomina actionis betreft, geven afleidingen van een stam in tegenstelling tot gesubstantiveerde infinitieven doorgaans veeleer een afzonderlijke (en herhaalbare) handeling of werking weer dan een handeling of werking in het algemeen. Gesubstantiveerde infinitieven kunnen beide functies hebben. Vergelijk bijv. met elkaar:

(6) De renner gaf zijn medevluchter een duw. Voor die duw kreeg hij 1 minuut straftijd.
(7) Voor het duwen van zijn medevluchter kreeg hij 1 minuut straftijd.

Vergelijk met het laatste voorbeeld verder een zin als de volgende, waarin alleen een gesubstantiveerde infinitief mogelijk is en geen stam:

(8) Op het duwen van medevluchters staat gewoonlijk straftijd.

Het hier vermelde onderscheid is echter niet in alle gevallen aanwezig. Zo zijn bijv. de aanmaak en het aanmaken naast elkaar bruikbaar:

(9a) De aanmaak van bloed geschiedt in het ruggemerg.
(9b) Het aanmaken van bloed geschiedt in het ruggemerg.

Zie verder bij de afleidingen op -ing .
     Heel wat van de volgens dit procédé gevormde substantieven kunnen behalve als nomen actionis ook als concreet substantief voorkomen, bijv. aanplant, afwas, inleg, omloop, overloop, overstap (gewoonlijk als diminutivum: een overstapje), uitlaat . Andere komen uitsluitend voor als concretum of als abstractum dat het resultaat van een handeling of werking noemt, bijv. afstap(je), indruk, nasleep, omroep, onderbouw, opstoot(je), overdruk, uitdraai (van een computer) . Opmerking 2


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina