Voorzetselbijwoord + substantief
 
[ 12·2·3·3 ]
 
Tot dit type samenstellende afleiding zijn te rekenen:

doorgeuren, doorstrepen, omarmen, omcirkelen, ommuren, omrasteren, omwallen, overbruggen, overkappen, overschaduwen.

De betekenis hiervan kan heel algemeen aangegeven worden als 'door/om/over iets heen voorzien of voorzien zijn van wat het substantief noemt'. De gegeven voorbeelden dragen het accent op het substantivische element en zijn onscheidbaar.
     Daarnaast komen een aantal vormingen met beklemtoond in- voor, onder meer inkapselen, inkelderen, met de betekenis 'plaatsen in wat het substantief noemt'. Een ander voorbeeld met deze betekenis is inroosteren ('in het lesrooster zetten'), gebruikelijk in onderwijskringen (daartegenover staat dan: uitroosteren, bijv. wegens ziekte). Deze werkwoorden zijn scheidbaar, evenals inpolderen, dat betekent 'tot polder maken'.
     Een aantal werkwoorden die in betekenis met de vorige overeenkomen, zoals dooráderen, doorzóuten, onderstíppelen, onderstrépen, omkránsen (allemaal onscheidbaar) en ínlijsten (scheidbaar), en waarnaast ongelede pendanten met vergelijkbare betekenis voorkomen, kunnen (ook) beschouwd worden als samenstellingen met als tweede lid een werkwoord dat gevormd is op basis van een substantief .
     Vergelijk ook met afleidingen met be- .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina