aaneen-, bijeen-, dooreen-, ineen-, opeen-, uiteen-
 
[ 12·2·2·2·iii·3·e ]
 
De vormingen met deze bijwoorden kunnen naar hun betekenis als volgt ingedeeld worden:

·   de samenkoppelingen met uiteen betekenen dat door de werking van het tweede deel een afstand of verwijdering ontstaat; die met aaneen, bijeen, dooreen, ineen en opeen geven nabijheid aan;

·   de samenkoppelingen met bijeen en opeen geven geen vermenging aan, die met aaneen, dooreen en ineen wel;

·   de samenkoppelingen met aaneen en ineen geven eenwording aan, dooreen niet.

     We kunnen dit weergeven zoals in schema 12.1. schema 12.1: De betekenis van werkwoorden met aaneen-, bijeen-, dooreen-, ineen-, opeen- en uiteen-.

verwijdering nabijheid
zonder vermenging met vermenging
zonder eenwording met eenwording
uiteen
bijv.:
uiteenhalen
bijeen, opeen
bijv.:
bijeenhalen ,
opeenleggen
dooreen
bijv.:
dooreengroeien
ineen, aaneen
bijv.:
ineengroeien ,
aaneenschrijven

Werkwoorden met een van de genoemde elementen als eerste lid behoren gewoonlijk tot de formele taal en/of zijn regionaal (vooral voorkomend in Belgisch Nederlands). In de standaardtaal kan of moet een omschrijving met een voorzetsel en elkaar gebruikt worden (bijv. door elkaar in plaats van dooreen). Soms is ook samen- mogelijk. Voorbeelden van vormingen met aaneen-, enz. zijn:

aaneenbinden, aaneengroeien, aaneenkoppelen, aaneenschrijven; bijeenbrengen, bijeenhangen, bijeenkomen, bijeenroepen, bijeentrommelen; dooreengooien, dooreengroeien, dooreenmengen, dooreenroeren; ineendraaien, ineendrukken, ineenfrommelen, ineenzakken; opeenbotsen, opeenhopen, opeenleggen, opeenpersen; uiteenbarsten, uiteendrijven, uiteengroeien, uiteenhalen.

Wel tot de standaardtaal behoren bijv. aaneenschakelen, uiteengaan en uiteenlopen.
     Zie voor meer voorbeelden .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina