|
De vormingen met deze bijwoorden kunnen naar hun betekenis als volgt
ingedeeld worden:
|
·
de samenkoppelingen met uiteen betekenen dat door de werking
van het tweede deel een afstand of verwijdering ontstaat; die met
aaneen, bijeen, dooreen,
ineen en opeen geven nabijheid aan;
·
de samenkoppelingen met bijeen en opeen geven
geen vermenging aan, die met aaneen, dooreen en
ineen wel;
·
de samenkoppelingen met aaneen en ineen geven
eenwording aan, dooreen niet.
|
We kunnen dit weergeven zoals in schema 12.1.
schema 12.1: De betekenis van werkwoorden
met aaneen-, bijeen-, dooreen-,
ineen-, opeen- en uiteen-.
verwijdering |
nabijheid |
|
zonder vermenging |
met
vermenging
|
|
|
zonder eenwording |
met eenwording |
uiteen
bijv.:
uiteenhalen
|
bijeen,
opeen
bijv.:
bijeenhalen
,
opeenleggen
|
dooreen
bijv.:
dooreengroeien
|
ineen,
aaneen
bijv.:
ineengroeien
,
aaneenschrijven
|
Werkwoorden met een van de genoemde elementen als eerste lid behoren
gewoonlijk tot de formele taal en/of zijn
regionaal
(vooral voorkomend in Belgisch Nederlands). In de standaardtaal kan of moet
een omschrijving met een voorzetsel en elkaar gebruikt worden
(bijv. door elkaar in plaats van dooreen).
Soms is ook samen- mogelijk. Voorbeelden van vormingen met
aaneen-, enz. zijn:
aaneenbinden,
aaneengroeien,
aaneenkoppelen,
aaneenschrijven;
bijeenbrengen,
bijeenhangen,
bijeenkomen,
bijeenroepen,
bijeentrommelen;
dooreengooien,
dooreengroeien,
dooreenmengen,
dooreenroeren;
ineendraaien,
ineendrukken,
ineenfrommelen,
ineenzakken;
opeenbotsen,
opeenhopen,
opeenleggen,
opeenpersen;
uiteenbarsten,
uiteendrijven,
uiteengroeien,
uiteenhalen.
Wel tot de standaardtaal behoren bijv. aaneenschakelen,
uiteengaan en uiteenlopen.
Zie voor meer voorbeelden
.
|
|