|
|
onscheidbaar
|
[ 12·2·2·2·ii·31·b ]
|
|
Onscheidbare samenstellingen van weer met een werkwoord zijn:
weergalmen,
weerhouden,
weerkaatsen,
weerklinken,
weerschallen,
weerschijnen,
weerspiegelen,
weerspreken en
weerstreven
. Het procédé is niet productief. De betekenis van dergelijke
samenstellingen is 'de werking genoemd in het tweede lid wordt tegengegaan
of geschiedt in de omgekeerde richting c.q. bij herhaling'. Niet tot deze
groep behoren gevallen als
weerleggen en
weerstaan. Naast deze vormingen met weer- komen ook wel
vormingen voor met weder-, maar deze zijn beperkt tot
archaïsch taalgebruik
.
|
|
|
|