terug-
 
[ 12·2·2·2·ii·24 ]
 
Met behulp van het bijwoord terug worden samenkoppelingen gevormd die in vele gevallen uitdrukken dat de door het oorspronkelijke werkwoord aangeduide handeling 'in de richting van het uitgangspunt', soms 'achteruit' wordt uitgevoerd. Voorbeelden van dit productieve procédé zijn:

terugbrengen, terugdringen, teruggeven, terughalen, teruglopen, terugroepen, terugschakelen, terugstorten, terugsturen, terugtrappen.

Vergelijk ook met weer- .
     Sommige vormingen betekenen 'als antwoord dezelfde werking verrichten', bijv. terugbellen, terugplagen, terugseinen, terugschrijven, terugtrappen . Soms heeft terug- de betekenis 'nog een keer; opnieuw', bijv. terugbellen of terugvinden ('opnieuw aantreffen') respectievelijk in:

(69) (Is er niemand aanwezig?) O, dan bel ik wel terug.
(70) Dezelfde thema's vind je terug in al zijn romans.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina