|
|
onscheidbaar
|
[ 12·2·2·2·ii·1·b ]
|
|
De enige bestaande werkwoorden zijn
aanbidden,
aanhoren,
aanschouwen en
aanvaarden
(waarnaast geen werkwoord vaarden bestaat), met als voltooid
deelwoord respectievelijk:
aanbeden,
aanhoord,
aanschouwd en
aanvaard
. In
archaïsch taalgebruik
komen de eerste drie werkwoorden ook wel voor als scheidbare werkwoorden.
Het voltooid deelwoord is dan respectievelijk:
aangebeden,
aangehoord en
aangeschouwd
. In de standaardtaal heeft áánhoren als scheidbaar werkwoord
toch een heel andere betekenis dan aanhóren als onscheidbaar
werkwoord, vergelijk:
|
(5)
|
Hoor hem eens áán! (= 'moet je hem eens horen!')
|
|
(6)
|
Heer, aanhóór ons gebed. (= 'luister naar ons gebed en verhoor
het')
|
|
|
|
|