|
|
Met een adjectief als grondwoord
|
[ 12·2·1·2·2 ]
|
|
Van adjectieven zijn zonder toevoegsel werkwoorden gevormd die betekenen:
'(meer) maken, worden of zijn wat het corresponderende adjectief noemt'. Zo
betekent
rijpen'rijp worden' en
doden'dood maken'. Het procédé is vooral in literair taalgebruik
(met name in de impressionistische literatuur) productief geweest. Naast in
algemeen taalgebruik gangbare werkwoorden als
doden en
rijpen zijn ook werkwoorden als
heftigen en
dunnen gevormd, bijv. in de zinnen:
|
(1)
|
' En dat vertel je me nu pas!', heftigde hij.
|
|
(2)
|
Onze rijen waren gedund.
|
Zie ook
.
Opmerking
|
Woorden als
kalmeren en
preciseren zijn als ontleningen uit het Frans (met toevoeging van
de uitgang -en) te beschouwen, naar analogie waarvan gevormd
zijn:
bruineren,
halveren,
kleineren
('klein maken in figuurlijke zin'), respectievelijk naast de adjectieven
bruin, half en klein. De klemtoon
ligt bij de genoemde woorden op de laatste lettergreep van de stam.
|
|
|
|
|
|