|
|
Inleiding
|
[ 11·2·2·2·i ]
|
|
Bij de categorie van de betekenisdragende (de niet-klanknabootsende)
tussenwerpsels kan men een onderscheid maken tussen tussenwerpsels waarmee
een spreker iemand iets te kennen geeft - hij wil iemand iets vragen,
meedelen, bevelen of toewensen -, en tussenwerpsels waarmee de spreker
louter emotioneel reageert op lichamelijke of geestelijke ervaringen. De
eerste reeks bestaat dus uit tussenwerpsels met een communicatieve functie:
ze kunnen niet gebruikt worden buiten de gesprekssituatie, er is een
hoorder nodig tot wie de mededeling, de vraag enz. gericht is. De
tussenwerpsels van de tweede reeks hoeven geen communicatieve functie te
hebben: er is niet noodzakelijk een hoorder bij de uiting betrokken. Die
van de eerste reeks noemen we '
niet-noodzakelijk emotionele tussenwerpsels', die we verder
kunnen indelen naar hun mededelend, bevelend, vragend of ander karakter
. De andere noemen we 'noodzakelijk
emotionele tussenwerpsels'
.
|
|
|
|