Inleiding
 
[ 10·3·1 ]
 
Onderschikkende voegwoorden verbinden twee syntactisch ongelijksoortige taalelementen. Meestal zijn dit een rompzin en een bijzin met achter-pv. In de overige subparagrafen zullen voorzover nodig bijzonderheden over de door onderschikkende voegwoorden ingeleide bijzinnen worden vermeld, alsook welke andere taalelementen dan rompzin en bijzin door een onderschikkend voegwoord verbonden kunnen worden.
     Bij de onderschikkende voegwoorden zijn er enkele die vrijwel alleen een verbindende functie en nauwelijks 'eigen betekenis' hebben; ze worden 'grammatisch verbindend' genoemd. De overige voegwoorden duiden ook de aard aan van het verband dat ze leggen. Ze worden naar de aard van dat verband benoemd: voegwoorden van tijd, voegwoorden van causaliteit, enz.
     In de titels van de subparagrafen worden alle daarin behandelde voegwoorden en voegwoordelijke uitdrukkingen vermeld. Als overkoepelende term voor deze verbindende taalelementen wordt in de titels kortheidshalve alleen 'voegwoord' gebruikt.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina