Naamwoordelijke constituenten
 
[ 8·6·3·2·i ]
 
1 In het algemeen kan gesteld worden dat het onderwerp in zinnen met presentatief er normaliter een onbepaalde naamwoordelijke constituent en nooit een generieke of categoriale constituent is. Een antwoordzin als b in (1a):

(1a) A: (Hebben jullie al een babysit?) B: Ja, er komt een student.

klinkt dan ook normaal, terwijl antwoord b in (1b):

(1b) A: (Hebben jullie al een babysit?) B: Ja, een student komt.

op het eerste gehoor uitgesloten lijkt . Toch is er wel een context te bedenken waarin een antwoord als in (1b) mogelijk is, bijv:

(1c) A: (Maar kómt die babysit ook?) B: Ja, een studént kómt. (Met buren en familie weet je het nooit zeker.)

In (1c) is een student categoriaal te interpreteren. Omdat het de informatiestructurele functie van de constructie met presentatief er is te 'situeren' en nieuwe informatie te 'presenteren', is de categoriale interpretatie in (1a) uitgesloten . Dwingend als generiek of categoriaal te interpreteren constituenten verschijnen nooit samen met presentatief er. Vergelijk:

(2a) De/een mens is sterfelijk.
(2b) Er is de/een mens sterfelijk.   <<uitgesloten>>
(3a) De/een zebra is gestreept.
(3b) Er is de/een zebra gestreept.   <<uitgesloten>>

Een uitzondering vormen zinnen met de vaste uitdrukking er zijn in de betekenis 'bestaan' en het werkwoord bestaan zelf, bijv.:

(4) Er is/bestaat ook een aap zonder staart. (= 'Er bestaat ook een soort apen die geen staart hebben.')

Voorbeelden met onbepaalde naamwoordelijke constituenten als onderwerp (hieronder gecursiveerd) zijn:

(5) Er komt vast onweer.
(6a) Er staat een auto bij de schuur.
(7) Er is weer melk te koop.
(8a) Er kwamen twee meisjes langsfietsen.
(9) Er ontbraken heel wat bladzijden aan het boek.
(10) Er ligt daar iemand te slapen.
(11) Er gaat iets vreemds gebeuren.
(12) Er wordt morgen een varken geslacht.
(13a) Er komt iemand een taart brengen.
(14) Er heeft iemand iets laten liggen.


 
2 Bepaalde naamwoordelijke constituenten kunnen meestal niet als onderwerp bij presentatief er voorkomen. Zo zijn bijv. niet mogelijk:

(6b) Er staat de auto bij de schuur.   <<uitgesloten>>
(8b) Er kwamen de twee meisjes langsfietsen.   <<uitgesloten>>
(13b) Er komt de bakker een taart brengen.   <<uitgesloten>>

Toch zijn bepaalde constituenten soms wel mogelijk, al is vooralsnog niet duidelijk wanneer precies. We kunnen de volgende gevallen onderscheiden:

[a]  Als de bepaalde constituenten vervangen kunnen worden door onbepaalde met dezelfde betekenis, bijv.:

(15) Er bestaat de kans/de mogelijkheid dat we niet kunnen komen. (' een kans/een mogelijkheid')
(16) Er zijn blijkbaar wel de nodige borreltjes gedronken. ('heel wat borreltjes')



[b]  In opsommingen (de voorbeelden (17) en (18)) en als het door de bepaalde constituent uitgedrukte opgevat kan worden als een toevoeging aan iets anders (de voorbeelden (19) en (20)):

(17) Er waren op de receptie aanwezig: de burgemeester, de wethouders en de meeste leden van de gemeenteraad.
(18) Er traden op: het Concertgebouworkest, het Urker Mannenkoor en het Nijmeegs Slagwerkensemble.
(19) Er is het verschijnsel van de toenemende vraag, en verder speelt natuurlijk ook de produktiecapaciteit een rol.
(20) Er is ook nog altijd de directeur bij wie je terecht kunt.



[c]  Als in de zin een gewoonte, een gebruik, een herhaalde handeling en dergelijke wordt uitgedrukt. Dit kan gebeuren door middel van de aanwijzende voornaamwoorden dezelfde of hetzelfde, door adjectieven als gebruikelijk, bekend, oud, door bijwoorden als weer, altijd, enz. Voorbeelden:

(21) Er kwamen weer dezelfde twee meisjes langsfietsen als 's morgens.
(22) Er werden de gebruikelijke plichtplegingen verricht.
(23) Er werd weer het oude argument aangevoerd: we hebben geen geld voor zoiets.
(24) Er traden natuurlijk wel de obligate vendelzwaaiers op.
(25) Er stonden nog altijd die twee bruine beuken voor het huis die ik me uit mijn jeugd herinnerde.



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina