|
[1]
Eigenschapswoorden;
Eigenschapswoorden noemen een bijzonderheid die niet
aan bepaalde omstandigheden gebonden is. Hierbij kan men verder een
onderscheid maken in:
|
[a]
adjectieven die een zintuiglijk of fysisch waarneembare eigenschap
aangeven, waaronder vorm en kleur, bijv.:
een vierkant doosje,
een driehoekig verkeersbord,
die gelijkbenige driehoek,
cilindrische inhoudsmaten,
het tweedelige standaardwerk;
een groene appel,
een knalrood jurkje;
een dikke boom,
een hoge hoed,
een koele drank,
een vrij lang verhaal,
buigzaam materiaal;
[b]
adjectieven die een gedachte eigenschap of een door redenering (bijv.
vergelijking, enz.) afgeleide eigenschap noemen, respectievelijk bijv.:
die aardige jongen,
een prachtige beukenlaan,
een tamelijk moeilijk hoofdstuk,
interessante mededelingen,
dat oersaaie boek;
een doelmatige aanpak,
tegenstrijdige berichten,
de originele tekst,
een erg actueel onderwerp,
een zeer leesbaar boek,
een onverklaarbare oorzaak,
een beestachtige moord,
houtkleurig papier;
[c]
adjectieven die een 'typische' eigenschap aangeven, te omschrijven met
'eigen aan, behorend tot, afkomstig van + substantief'; ze komen overeen
met een achter het substantief geplaatste voorzetselconstituent, bijv.:
plantaardige olie (= 'olie van planten'),
dierlijke vetten (= 'vetten van dieren'),
de menselijke geest (= 'de geest van de mens'),
wiskundige formules (= 'formules uit de wiskunde'),
een taalkundig geschrift (= 'een geschrift over of uit de
taalkunde'),
democratische beginselen (= 'beginselen van de
democratie').
Bepaalde adjectieven kunnen zowel tot subcategorie [b] als
tot subcategorie [c] behoren, naargelang van de afgeleide of
de eigenlijke betekenis ervan. Zo behoren dierlijk (= 'van,
afkomstig van een dier') evenals menselijk (= 'van, eigen
aan de mens') tot groep [c], maar dierlijk (=
'als van dieren') en menselijk (= 'als van mensen') tot
groep [b].
|
[2]
Adjectieven die de oorsprong van of enig verband met een zelfstandigheid
noemen;
Deze adjectieven sluiten nauw bij subcategorie [1][c] aan. Ze
hangen samen met de klasse van de eigennamen. Het zijn namelijk allemaal:
|
[a]
afleidingen van geografische namen, bijv.:
Friese nagelkaas,
de Belgische consul,
een Japanse nachtegaal,
de Europese Unie,
een Weense operette,
Zeeuwse mosselen,
het Vietnamese volk;
[b]
afleidingen van persoonsnamen, bijv.:
de Kantiaanse categorieën,
Vondeliaanse klanken,
de marxistische leer,
de euclidische meetkunde,
de Gregoriaanse kalender.
|
[3]
Stofadjectieven;
Stofadjectieven noemen de stof waaruit de
zelfstandigheid bestaat, bijv.:
een zilveren zakhorloge,
een plastic dopje,
die betonnen muur,
dat gietijzeren hekje,
een tinnen potje,
de glazen stolp,
haar kanten mutsje.
[4]
Toestandswoorden;
Toestandsaanduidende adjectieven zijn adjectieven die een min of meer
toevallige en voorbijgaande bijzonderheid aanduiden, die uit de
omstandigheden voortvloeit; hiertoe kan men rekenen:
|
[a]
adjectieven zoals in:
het zieke kind,
een dronken vrouw,
blije mensen,
een bange poes,
natte sokken,
de boze leraar,
een volle tank;
[b]
adjectieven die een nauwe eenheid vormen met een werkwoord, zoals:
afhandig (maken),
braak (liggen),
wijs (maken),
kwijt (raken),
,
en adjectieven die met een koppelwerkwoord verbonden worden en een
voorzetselvoorwerp of een oorzakelijk voorwerp vereisen, zoals:
bezig (zijn met),
betrokken (zijn bij),
bijster (zijn),
indachtig (zijn),
opgewassen (zijn tegen).
De adjectieven in [4b] hebben als gemeenschappelijk kenmerk
dat ze niet zonder meer bijvoeglijk gebruikt kunnen worden
.
|
[5]
Adjectieven die een algemene tijdsaanduiding (verleden - heden - toekomst),
een tijdsduur, een afstand, een richting of een niet geografisch bepaalde
plaats aangeven;
Voorbeelden van deze categorie zijn:
het voorbije weekend,
de huidige moeilijkheden,
aanstaande zaterdag,
verleden maand,
de toenmalige voorzitter,
het toekomende jaar;
een jaarlijkse vergadering,
een vierjarige overeenkomst,
de vierdaagse werkweek;
de zeer nabije toekomst,
het recente verleden;
een ver land;
een linkse deur,
een zijwaartse beweging,
een voorwaartse pas.
.
Voor geografische plaatsadjectieven zie men [2][a].
Reeksaanduidingen zoals middelste,
onderste,
voorste,
laatste
, en dergelijke, bijv. in
de middelste groep
,
de onderste plank
,
de voorste rij
en
de laatste dag
, met als gemeenschappelijk morfologisch kenmerk dat ze op
-ste uitgaan, kunnen ook beschouwd worden als rangtelwoorden
(vergelijk eerste
).
[6]
Modale adjectieven of oordeelswoorden;
Dergelijke adjectieven kunnen een gevoelsmodaliteit
uitdrukken, bijv.:
dat verdomde boek,
dat stomme beest,
die bliksemse
(drommelse/donderse/duivelse/dekselse) jongen,
of een verstandsmodaliteit
, bijv.:
de vermoedelijke dader,
een schijnbare tegenstelling,
de stellige verzekering,
een mogelijke indeling.
|