Betekeniscategorieën van adjectieven
 
[ 6·2·1 ]
 
Bij de adjectieven kan men de volgende betekeniscategorieën onderscheiden.

[1]  Eigenschapswoorden;
     Eigenschapswoorden noemen een bijzonderheid die niet aan bepaalde omstandigheden gebonden is. Hierbij kan men verder een onderscheid maken in:

[a]  adjectieven die een zintuiglijk of fysisch waarneembare eigenschap aangeven, waaronder vorm en kleur, bijv.:

een vierkant doosje, een driehoekig verkeersbord, die gelijkbenige driehoek, cilindrische inhoudsmaten, het tweedelige standaardwerk; een groene appel, een knalrood jurkje; een dikke boom, een hoge hoed, een koele drank, een vrij lang verhaal, buigzaam materiaal;



[b]  adjectieven die een gedachte eigenschap of een door redenering (bijv. vergelijking, enz.) afgeleide eigenschap noemen, respectievelijk bijv.:

die aardige jongen, een prachtige beukenlaan, een tamelijk moeilijk hoofdstuk, interessante mededelingen, dat oersaaie boek; een doelmatige aanpak, tegenstrijdige berichten, de originele tekst, een erg actueel onderwerp, een zeer leesbaar boek, een onverklaarbare oorzaak, een beestachtige moord, houtkleurig papier;



[c]  adjectieven die een 'typische' eigenschap aangeven, te omschrijven met 'eigen aan, behorend tot, afkomstig van + substantief'; ze komen overeen met een achter het substantief geplaatste voorzetselconstituent, bijv.:

plantaardige olie (= 'olie van planten'), dierlijke vetten (= 'vetten van dieren'), de menselijke geest (= 'de geest van de mens'), wiskundige formules (= 'formules uit de wiskunde'), een taalkundig geschrift (= 'een geschrift over of uit de taalkunde'), democratische beginselen (= 'beginselen van de democratie').


     Bepaalde adjectieven kunnen zowel tot subcategorie [b] als tot subcategorie [c] behoren, naargelang van de afgeleide of de eigenlijke betekenis ervan. Zo behoren dierlijk (= 'van, afkomstig van een dier') evenals menselijk (= 'van, eigen aan de mens') tot groep [c], maar dierlijk (= 'als van dieren') en menselijk (= 'als van mensen') tot groep [b].


[2]  Adjectieven die de oorsprong van of enig verband met een zelfstandigheid noemen;
     Deze adjectieven sluiten nauw bij subcategorie [1][c] aan. Ze hangen samen met de klasse van de eigennamen. Het zijn namelijk allemaal:

[a]  afleidingen van geografische namen, bijv.:

Friese nagelkaas, de Belgische consul, een Japanse nachtegaal, de Europese Unie, een Weense operette, Zeeuwse mosselen, het Vietnamese volk;



[b]  afleidingen van persoonsnamen, bijv.:

de Kantiaanse categorieën, Vondeliaanse klanken, de marxistische leer, de euclidische meetkunde, de Gregoriaanse kalender.


    


[3]  Stofadjectieven;
     Stofadjectieven noemen de stof waaruit de zelfstandigheid bestaat, bijv.:

een zilveren zakhorloge, een plastic dopje, die betonnen muur, dat gietijzeren hekje, een tinnen potje, de glazen stolp, haar kanten mutsje.



[4]  Toestandswoorden;
     Toestandsaanduidende adjectieven zijn adjectieven die een min of meer toevallige en voorbijgaande bijzonderheid aanduiden, die uit de omstandigheden voortvloeit; hiertoe kan men rekenen:

[a]  adjectieven zoals in:

het zieke kind, een dronken vrouw, blije mensen, een bange poes, natte sokken, de boze leraar, een volle tank;



[b]  adjectieven die een nauwe eenheid vormen met een werkwoord, zoals:

afhandig (maken), braak (liggen), wijs (maken), kwijt (raken),

,
     en adjectieven die met een koppelwerkwoord verbonden worden en een voorzetselvoorwerp of een oorzakelijk voorwerp vereisen, zoals:

bezig (zijn met), betrokken (zijn bij), bijster (zijn), indachtig (zijn), opgewassen (zijn tegen).


     De adjectieven in [4b] hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze niet zonder meer bijvoeglijk gebruikt kunnen worden .


[5]  Adjectieven die een algemene tijdsaanduiding (verleden - heden - toekomst), een tijdsduur, een afstand, een richting of een niet geografisch bepaalde plaats aangeven;
     Voorbeelden van deze categorie zijn:

het voorbije weekend, de huidige moeilijkheden, aanstaande zaterdag, verleden maand, de toenmalige voorzitter, het toekomende jaar; een jaarlijkse vergadering, een vierjarige overeenkomst, de vierdaagse werkweek; de zeer nabije toekomst, het recente verleden; een ver land; een linkse deur, een zijwaartse beweging, een voorwaartse pas.

.
     Voor geografische plaatsadjectieven zie men [2][a].
     Reeksaanduidingen zoals middelste, onderste, voorste, laatste , en dergelijke, bijv. in de middelste groep , de onderste plank , de voorste rij en de laatste dag , met als gemeenschappelijk morfologisch kenmerk dat ze op -ste uitgaan, kunnen ook beschouwd worden als rangtelwoorden (vergelijk eerste ).

[6]  Modale adjectieven of oordeelswoorden;
     Dergelijke adjectieven kunnen een gevoelsmodaliteit uitdrukken, bijv.:

dat verdomde boek, dat stomme beest, die bliksemse (drommelse/donderse/duivelse/dekselse) jongen,

of een verstandsmodaliteit , bijv.:

de vermoedelijke dader, een schijnbare tegenstelling, de stellige verzekering, een mogelijke indeling.



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina