|
|
De vormen
|
[ 5·8·2 ]
|
|
Een overzicht van de vormen van de niet-zelfstandige en de zelfstandige
betrekkelijke voornaamwoorden wordt respectievelijk in
schema 5.16 en schema 5.
17 gegeven.
schema 5.16: De niet-zelfstandige
betrekkelijke voornaamwoorden.
enkelvoud |
m.b.t. het
-woorden
|
welk |
m.b.t. de-woorden
|
welke |
meervoud |
welke |
schema 5.17: De zelfstandige betrekkelijke
voornaamwoorden.
|
|
expliciet antecedent |
impliciet
antecedent
|
verwijzend naar het
-antecedent
|
antecedent is geen zin |
dat
wat
hetwelk |
wat
hetgeen |
antecedent is een zin |
wat
hetwelk
hetgeen |
|
verwijzend naar
de-antecedent
|
die
wie
welke |
die
wie |
Niet in de schema's opgenomen zijn de genitiefvormen wiens,
wier, welks en welker
.
Zie voor het antecedent
.
|
|
|
|