|
|
Onbepaalde tijdsaanduiding
|
[ 4·6·5·2 ]
|
|
In tijdsbepalingen waarin een tijdstip of een periode wordt aangegeven die
voor de hoorder niet identificeerbaar is, worden substantieven met een
onbepaald lidwoord of zonder lidwoord gebruikt. Namen van maanden hebben
nooit een lidwoord. Namen van dagen hebben het onbepaald lidwoord bij zich
als ze van een bepaling voorzien zijn; anders komen ze met en zonder
lidwoord voor. Voorbeelden:
|
(1)
|
Het was in mei, maar ik weet niet meer in welk jaar.
|
|
(2)
|
Ik ben dit jaar op (een) dinsdag jarig.
|
|
(3)
|
We waren er op (een) zondag en dan is alles gesloten.
|
|
(4)
|
Op een regenachtige zondag ben ik eens naar het museum
Amstelkring gegaan.
|
|
(5)
|
Eens op een dag werd Klein Duimpje door zijn ouders naar het
bos gestuurd.
|
|
|
|
|