|
|
Algemeen
|
[ 3·4·1·1 ]
|
|
Het substantief kent in beperkte mate een vorm op
-s of
-en, die
genitief genoemd wordt en -
afgezien van het gebruik in tijdsbepalingen - te omschrijven is door een
voorzetselconstituent met van (bijv.
vaders hoed = de hoed van vader).
Een dergelijke genitief is altijd deel van een naamwoordelijke constituent
en kan vóór of na het kernwoord daarvan staan; we spreken van een voor- of
nageplaatste genitief.
Voor de genitivische tijdsbepalingen
(bijv.
's morgens,
's zondags,
's winters) zie
.
|
|
|
|