Zonder betekenisverschil
 
[ 3·3·2·4·ii ]
 
1 Bij de substantieven die zonder betekenisverschil als de- en als het-woord kunnen voorkomen, behoort soms het ene genus tot het algemene taalgebruik en het andere niet. Zo is in het algemene taalgebruik microscoop een de-woord; het microscoop is beperkt tot technisch taalgebruik. Iets dergelijks geldt voor het algoritme tegenover de algoritme (vaktaal) en voor de haas, de patrijs en de ree naast het haas, het patrijs en het ree , gebruikelijk in jagerstaal.
 
2 Hieronder volgen drie reeksen van woorden die in de standaardtaal zonder betekenisverschil als de- en als het-woord gebruikt kunnen worden. Woorden die in een bepaalde betekenis dubbel genus kunnen hebben en in een andere betekenis niet (bijv. het/de bocht 'slechte waar' tegenover de bocht'kromming') zijn vermeld in en worden hier niet herhaald.
     Het de-genus komt het meest voor bij:

de/het accordeon, animo, automatiek, bagatel, boezeroen, brio, carrousel, circumflex, corsage, diadeem, figuur, filet, filter, floret, foetus, handel/hendel, heethoofd, hippodroom, hocus-pocus, hondsvot, introïtus, jolijt, kaft, karwei, katern, keer (deze keer, maar ook: dit keer; vergelijk maal ), kilo, klimop, koliek, kraam, lidmaat, liniaal, lis ('plant'), lorgnet, manoeuvre, matras, mechaniek, molecule, mortier, order, orgelpunt, oriënt, pancreas, parterre, pipet, pleuris/pleuritis, potpourri, prae, proviand, ratjetoe, reliek, remedie, retabel, roodvonk, salon, scheurbuik, schort, schurft, sex-appeal, solo, soort, status, subsidie, takel, teint, transfer, uitwas, uitzet, vendu, voldoende, voorschoot, welp, zadel, zeggenschap, zuivel

. Het het-genus komt het meest voor bij:

het/de aanrecht, affiche, aperitief, baldakijn, bidet, bruikleen, carillon, carré, chalet, circus, colbert, colofon, commentaar, concours, creatuur, debacle, depot, deksel, dressoir, embonpoint, ex-voto, factotum, festoen, feuilleton, fiche, fond, galon, gamma ('geordende reeks'), getuigenis, gilde, gobelin, gordijn, hiaat, idee-fixe, imperiaal, impromptu, jacquet, karkas, klavecimbel, koord, leeghoofd, lef, loeder, lor, membraan, mengelmoes, menu, menuet, micron, mom, montuur, mud, octaaf, omnium, overtrek, pandoer, pedaal, pendant, periodiek, pincet, plastron, plus, raster, riool, risico, rooster, scapulier, scharminkel, schepel, schilderij, schrijn, silhouet, slem, stencil, stort ('stortplaats'), struma, tabernakel, taboe, tenue, tribuut, uniform, vereiste, vergiet, viaduct, vod, voltage, vuilnis, warhoofd, zadel, zijspan

. Het genus is onduidelijk bij:

de of het appendix, brok, complet, facie, fries (in de bouwkunst), kameleon, kruim, piëdestal, poeha, prospectus, tablet

.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina