|
|
Woorden op -dom en -schap
|
[ 3·3·2·4·i·1 ]
|
a |
Woorden op -dom zijn meestal
het -woorden. Het zijn dan namen van plaatsen of gebieden
(bijv.
het bisdom,
het heiligdom,
het hertogdom
) ofwel verzamelnamen (bijv.
het jodendom,
het priesterdom,
het regentendom,
het veelgodendom
). Abstracta op -dom zijn de -woorden (bijv.
de rijkdom,
de ouderdom
). (Voor
eigendom zie ***EMPTY ra r4***.)
|
|
b |
Bij de veel talrijker woorden op -schap
zijn tweemaal twee categorieën te onderscheiden. Bij de de
-woorden zijn deze twee categorieën:
|
·
substantieven die een toestand aanduiden, bijv.:
de blijdschap,
dronkenschap,
gevangenschap,
kameraadschap,
lijfeigenschap,
verwantschap,
vriendschap,
zwangerschap
;
·
verzamelnamen, bijv.:
de gemeenschap,
nakomelingschap,
nalatenschap,
vennootschap
, maar:
het genootschap,
gereedschap,
gezelschap en
het driemanschap
(en de mogelijke, maar minder gebruikelijke woorden
tweemanschap,
viermanschap, enz.).
|
Woorden met de-genus die niet tot een van deze categorieën
gerekend kunnen worden, zijn bijv.:
de boodschap,
eigenschap,
rekenschap,
weddenschap,
wetenschap
. Bij de het-woorden zijn eveneens twee categorieën te
onderscheiden:
|
·
substantieven die een functie of relatie aanduiden, bijv.:
het kindschap,
kampioenschap,
koningschap,
premierschap,
vaderschap,
voogdijschap
;
·
substantieven die een instituut aanduiden, bijv.:
het agentschap,
gezantschap,
hoogheemraadschap,
industrieschap,
landbouwschap
.
|
Woorden met het-genus die niet tot een van deze categorieën
gerekend kunnen worden, zijn bijv.:
het graafschap,
heerschap,
landschap
. Soms kan een woord op -schap tot twee van de hierboven
onderscheiden categorieën behoren en in overeenstemming daarmee met
verschillend genus gebruikt worden, bijv.
de priesterschap'de gezamenlijke priesters' en
het priesterschap'de priesterlijke waardigheid'. Het woord
de/het zeggenschap komt zonder betekenisverschil met beide genera
voor.
|
|
|
|