Temporele functies
 
[ 2·4·8·7·i ]
 
1 Het imperfectum is een werkwoordstijd waarbij de werking en het referentiepunt vóór het spreekmoment liggen, ter weergave van handelingen of werkingen in het verleden die als niet voltooid, respectievelijk voortdurend worden voorgesteld. Met de in gebruikte symbolen kan dit als volgt weergegeven worden:
     w, r - s
     Voorbeelden zijn:

(1a) Berend kwam die avond nog laat bij ons langs.
(2a) De trein vertrok precies op tijd.

Ter uitdrukking van een voltooide handeling in het verleden dient het perfectum (zie ); men vergelijke:

(1b) Berend is die avond nog laat bij ons langsgekomen.
(2b) De trein is precies op tijd vertrokken.


 
2 Dikwijls worden imperfectum en perfectum afwisselend gebruikt; in dat gebruik zijn wel enkele tendenties te onderscheiden.
     Het perfectum vermeldt feiten, het imperfectum geeft een beschrijving. Vergelijk:

(3a) Gisteravond ben ik naar de bioscoop geweest. Er waren niet veel mensen, zeker omdat het zulk mooi weer was. Het was erg warm in de zaal. Er viel zelfs iemand flauw.

In de eerste zin van (3a) wordt een feit vermeld. De andere zinnen geven een beschrijving van de situatie waarin dat feit plaatsvond. Een ander voorbeeld is:

(4a) (Situatie: Jantje (= b) komt huilend naar zijn moeder (= a).) A: Wat is er gebeurd, mannetje? (vraag naar een feit) B: Ze hebben me gestompt. (noemen van een feit) A: Waarom? B: Nou, we zaten op de stoep (beschrijving) en ik zei niks (beschrijving) en toen hebben ze me gestompt. (feit)

Vooral in deze categorie is het soms moeilijk de gebruiksmogelijkheden van perfectum en imperfectum tegen elkaar af te grenzen. In een wat langere taaluiting bestaat de neiging het perfectum te gebruiken voor de belangrijke elementen, het imperfectum voor bijkomstigheden, maar daartussen is niet altijd een grens te trekken. Zo is de laatste zin van (3a) met een perfectum heel goed mogelijk:

(3b) (...) Er is zelfs iemand flauwgevallen.

Het 'flauwvallen' wordt dan als een nieuw (belangrijk) feit naar voren gehaald. Ook kan in het laatste deel van de laatste zin van (4a) wel een imperfectum gebruikt worden:

(4b) (...) en toen stompten ze me.

Het 'stompen' wordt dan een onderdeel van de situatiebeschrijving. In de typisch beschrijvende zinnen van (3a) (Er waren niet veel mensen, zeker omdat het zulk mooi weer was. Het was erg warm in de zaal) en (4a) (Nou, we zaten op de stoep en ik zei niks) is het gebruik van het perfectum echter ondenkbaar.
     Het imperfectum wordt soms gebruikt waar men op grond van het bovenstaande het perfectum zou verwachten (eerder dan het omgekeerde). Ten dele betreft dit min of meer vaste formules:

(5) Heden overleed, na een langdurig ziekbed, onze vader, schoonvader en grootvader in de leeftijd van 71 jaar.
(6) Er was eens een jongetje dat Klein Duimpje heette. (begin van een sprookje)

Vergelijk met (6) bijv.:

(7) Er is eens iemand geweest die dit schilderij met een mes beschadigd heeft.

Ten dele gaat het om gebruikswijzen die niet tot de standaardtaal behoren, maar formeel-archaïsch zijn:

(8) Waar zoveel eensgezinden samenkwamen, daar sterft de haat.   <formeel>
(9) Al wat men eens genoot, gaat nooit voorbij.   <formeel>

In de standaardtaal zouden in deze zinnen perfectumvormen (samengekomen zijn, respectievelijk genoten heeft) gebruikt zijn. Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina